[Gomez, Antonio Enriques]
GOMEZ (Antonio Enriques) alias Enrique of Enriquez de Pas, geb. te Segovia in het midden der 17de eeuw, gest. te Amsterdam omstr. 1662. Zoon van den maraanschen (met geweld tot het katholicisme gedoopten Jood) Diego Enriquez Villamieva. In zijn jongensjaren studeerde hij diplomatie, geschiedenis en letterkunde. Twintig jaar oud was hij in krijgsdienst. Hij werd spaansch kapitein, ridder in de orde van Michiel en bekwam den titel van koninklijk Raadsheer. De Inquisitie kwam echter zijn joodsche gevoelens op het spoor. Hij ontkwam aan de vervolging, doch in 1660 werd zijn beeltenis te Sevilla verbrand. Hij leefde toen in Frankrijk te Bordeaux en Rouaan, publiceerde verschillende werken en nam daarna de wijk naar Amsterdam, waar hij zich openlijk bij de spaansch-portug. joodsche Gemeente kon aansluiten. Beroemd zijn zijn lyrische en dramatische dichtwerken. Volgens zijn El Samson Nazareno (heldendicht, Rouaan 1656) had hij toen reeds 22 drama's geschreven. Zijn lyrische gedichten blinken uit door gedachtenrijkdom en gevoelsdiepte en ook de heldendichten getuigen van groote begaafdheid. In 1726 verscheen te Amsterdam een herdruk van zijn La Torre de Babilonia (dl. I). Ook heeft hij zich aan de joodsche theologie gewijd.
Zie: Jewish Encyclopaedia VI, 42; Kleerkooper en van Stockum, De Boekhandel te Amsterdam (den Haag 1914-16), 1623.
Zwarts