Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6

[Gendt, Johan baron van (2)]

GENDT (Johan baron van) (2), heer van Oosterwedde, geb. omstr. 1605, overl. te 's Gravenhage 24 Nov. 1679, zoon van Walraven (2) en van Anna van Arkel.

Hij werd 5 Juni 1638 geadmitteerd in de ridderschap van Nijmegen en had, als gedeputeerde ter vergadering der St. Gen., een belangrijk aandeel aan de regeering. Bij den dood van Willem II, in 1650, was hij voorzitter van de Staten-Generaal en gaf toen terstond de noodige orders, waardoor verwarring voorkomen werd. Kort daarna bekleedde hij met Joachim Andreae (dl. I, 130) een gezantschap naar den keurvorst van Brandenburg en vertrok in 1660 met van Beuningen en de Huybert in ambassade naar Frankrijk om een nauwere verbintenis met dat rijk te bewerken, tevens met bijzondere opdracht om bij den koning aan te dringen op de teruggave van het prinsdom Oranje. Nadat in 1666 de prins van Oranje door de St. v. Holland als ‘Kind van Staat’ was aangenomen, werd Johan v.G. op een wedde van ƒ 5000 tot diens gouverneur aangesteld. In 1670 werd hij van dezen post ontheven, doch het gouverneursambt had aanleiding gegeven tot groote verwijdering tusschen den prins en van Gendt, een vijandige verhouding, die zelfs op de kinderen van den laatstgenoemde overging.

Van Gendt was van 1671-75 gecommitteerde ter generaliteit, daarna drost van Valkenburg. In 1672 werd hij met Pieter de Groot, Nassau-Odijk en Arnold van Eck door H.H.M. naar koning Lodewijk XIV afgevaardigd om de vredesvoorwaarden van dezen vorst te vernemen. Van Gendt en Odijk kregen 23 Juni 1672 gehoor op het huis Keppel, doch de hooge eischen deden de bezending vruchteloos afloopen.

Hij overleed 24 Nov. 1679 en werd in de Gr. K. te 's Gravenhage in de kapel van Assendelft begraven. Hij was 8 Juni 1636 in de Groote Kerk te

[p. 564]

's Gravenhage gehuwd met Adriana Sibylle van Ripperda, vrouwe van Oldersum, Papenburg en Oosterwedde, begraven in de Gr. K. aldaar 20 Sept. 1704, dochter van Eggerich Adriaan en van Sibylla van Plettenberg. Uit hun huwelijk sproten negen kinderen, waarvan Adriaan en Frederik Willem (1) hier voorgaan. Een zoon Floris sneuvelde bij het beleg van Grave.

Zie: Scheltema, St. Ned. I, 368, 369; Wagenaar, Vad. Hist. XII, 125, XIII, 139, XIV, 46; van Wijn, Bijv. en Aanm. XII, 11, 62; Timareten, Verz. van Gedenkst. II, 134; Nijhoff, Bijdr. IV, 145; v. Meurs, Ridd. v. Nijmegen, 235; Wapenheraut V, 215; Hora Siccama, Aant. Reg. Huygens, 265, 266; Haagsch Jaarb. (1891), 89, (1917-18), 104, 105.

Regt