[Geelvinck, Jan Cornelisz.]
GEELVINCK (Jan Cornelisz.), geb. te Amsterdam 11 Juni 1579, overl. aldaar 9 Nov. 1651, was de zoon van Cornelis Jansz. (hiervoor) en Geerte Wiggertsdr. Ramp. Hij huwde 9 Sept. 1601 Griete Govertsdr. Wuytiers (1582-1601), die nog geen maand na haren trouwdag overleed; zij was eene dochter van het lid der vroedschap Govert Dircksz. 3 Febr. 1608 hertrouwde hij met Aecht de Vlaming van Oudtshoorn (1588-1666), eene nicht zijner eerste vrouw, wier broeder Diederick eveneens lid der vroedschap was. Door deze beide aanzienlijke huwelijken, kwam hij in den kring der regenten; zijne vijf dochters huwden allen in dien kring, en zijn eenige zoon Cornelis (kol. 545) werd burgemeester en schepen. Zelf werd hij, na van 1611 tot 1613 commissaris van den grooten excijs te zijn geweest, in 1624 in de vroedschap gekozen en tevens tot lid der schepenbank voor dat jaar. In 1626 werd hij, in de plaats van zijn overleden zwager Jacob Poppen, tot de burgemeesterlijke waardigheid geroepen, die hij vervolgens in 1628, 29, 34, 36, 37, 39 (het jaar der geschillen tusschen Amsterdam en den Stadhouder, naar aanleiding van diens voorstellen tot verbetering der admiraliteit) 41, 43, 44, 46 en 47 bekleedde. Voorts was hij in 1627 en 40 thesaurier en in 1633 en 34 lid van het college der Gecommitteerde Raden van Holland en West-Friesland. In 1631 was hij een der gecommitteerden te velde tijdens den mislukten tocht van Frederik Hendrik naar Vlaanderen om Duinkerken te overmeesteren. Met zijne medeburgemeesters wist hij in 1643 te bewerken dat Andries Bicker, tegen diens zin, in het college der Gecommitteerde Raden geplaatst en alzoo tijdelijk uit Amsterdam verwijderd werd. Daaraan had hij het wellicht te wijten, dat hij, toen de invloed der Bickers weder toenam, niet weer tot