[Fabricius, Bruno]
FABRICIUS (Bruno) of Fabritius, Benediktijn der abdij St. Petrus en Paulus of Abdinghof te Paderborn, van nederige afkomst, noemt zich Dalenus, en was omstreeks 1560-79 werkzaam in ons land, als bestuurder der goederen zijner abdij op de Veluwe en als pastoor te Putten, parochie der abdij Abdinghof. Als pastoor van Putten komt hij voor in 1567 en 73. In dit laatste jaar was hij tevens deken van de Veluwe. Fabricius ijverde, zooveel hij kon, voor de instandhouding van het katholiek geloof op de Veluwe, zooals ook steeds de kloosterlingen zijner abdij in de volgende eeuwen deden tijdens hun verblijf op de Kelnarij van Abdinghof te Putten. Toen 1569 de abdij Abdinghof door den dood van den abt Johannes vacant was, werd Bruno Fabricius tot opvolger gekozen; hij weigerde de aangeboden waardigheid. Hij werd 8 Januari 1579, toen de abdij wederom vacant was, opnieuw tot abt verkozen. Bij notarieele akte, dien dag opgemaakt, deed hij afstand van zijn recht door de keuze verkregen, doch op het dringend aanhouden zijner medebroeders en der abten-visitatoren liet hij zich overreden. 9 Januari werd hij door den aartsbisschop van Bremen, bestuurder van Paderborn, bevestigd; 19 Maart van hetzelfde jaar werd hij te Utrecht in de St. Paulusabdij O.S.B. tot abt gewijd door den oud-bisschop van Haarlem Nic. van Nieuwland, geassisteerd door den abt van St. Paulus, Gerard van Mierlo en Petrus van Wijk, abt van Oostbroek. Aan Fabricius dankt men: De vitis abbatum monasterii quod Paderbornae sanctorum Petri et Pauli vulgo Abdinghof nuncupatur, uitgegeven in: Ant. Matthaeus, Veteris aevi analecta (ed. Hag. Com. 1738) III, 515-536. In de lijst der abten van