[Enden, Dr. Franciscus van den]
ENDEN (Dr. Franciscus van den), ook genaamd Affinius, geb. 9 Februari 1602 te Antwerpen, overleden 24 November 1674 te Parijs. Zijn vader was Joannes v.d.E., zijn moeder Barbara Janssens, wevers van beroep. Hij werd gedurende zes jaar in de klassieke studiën opgeleid, gedeeltelijk bij de Augustijnen, gedeeltelijk bij de Jezuïeten, beide te Antwerpen. In 1619 werd hij in de Sociëteit van Jezus opgenomen door den provinciaal Carolus Scribanius. Hij verliet de Sociëteit echter vóór de priesterwijding en zette zijn studie voort aan de leuvensche universiteit in de letteren, rechten en geneeskunde, en blonk uit boven zijn medestudenten. In 1642 huwde hij te Antwerpen Clara Maria Vermeeren uit Dantzig. In 1645 vestigde van den Enden zich te Amsterdam en richtte hij een boekhandel op ‘In de Konstwinkel’, waar hij eenige boekjes uitgaf, maar geen lid werd van het boekverkoopersgild. Doch in het najaar 1652 moest hij uitstel van betaling aanvragen, en heeft hij den boekhandel verwisseld voor een door hem gestichte latijnsche school op het Singel, die tot hoogen bloei kwam en bezocht werd door jongelieden uit de eerste standen der stad. Door zijne leerlingen liet hij op den Stadsschouwburg latijnsche en grieksche tooneelstukken opvoeren, waarbij de ouders werden uitgenoodigd. Het waren stukken van Terentius (Andria en Eunuchus) of van zijn eigen hand, als Philedonius of Lusthart, waarin Nikolaas van Vlooswijck, de zoon van den Burgemeester en Anna Hoorn, de hoofdrol vervulde en door Vondel in een gedicht geprezen werd (13 Januari 1657). Reeds vroeger, den 8 Februari 1654, bij de bruiloft van Petrus Melis en Cornelia van Vlooswijck, een dochter van den
Burgemeester, had van den Enden door zijn studenten in levende beelden laten vertoonen het Verhael van de verwoestinge des Stadts Troje, uyt het tweede en ten deele uyt het eerste Boeck van Virgilius, voorgestelt en door levende Afbeeldinge verthoont bij eenige Amsterdamsche studenten, onder het beleyt van Dr. Franciscus van den Enden. Het tekstboekje geeft den latijnschen tekst, met de hollandsche proza-vertaling van Vondel er naast. Over de opvoering van Andria in 1657 heeft de Kerkeraad zich bij Burgemeesteren beklaagd, van den Enden een ‘paeps schoolmeester’ noemende. Op verschillende gronden kan worden aangenomen, dat Vondel in den kring van van den Enden heeft verkeerd, o.a., omdat zij in Dr. Kerckrinck, Antonides van der Goes, Jacob Linnich de Jonge enz. gemeenschappelijke vrienden hadden en Vondel een gedicht heeft gemaakt op zijn Philedonius. Volgens een gedicht van Antonides, zou van den Enden invloed hebben gehad op het sluiten van den Vrede van Munster en verkozen zijn tot raadsheer en lijfarts van Lodewijk XIV, doch deze berichten worden niet van elders bevestigd. Toen van den Endens school reeds eenige jaren bestond, kreeg hij tot leerling den wijsgeer Baruch de Spinoza, dien hij Latijn en de philosophie van Descartes heeft onderwezen. Spinoza gaf tevens onderwijs in de school van van