[Eligius, Gerard]
ELIGIUS (Gerard) of Eloy, Karthuizer, geb. 21 Juli 1590 te Petit-Han bij Durby, Luxemburg, overleed te Brussel 20 Dec. 1641. Hij begon zijne latijnsche studie aan de school der Jezuïeten in zijne geboorteplaats. 13 jaar oud verliet hij tot spijt zijner ouders, arme landbouwers, zijn vaderland om te Antwerpen in het Jezuïetencollege zijne lagere studie te voltooien. Hij maakte spoedig groote vorderingen, kende weldra het vlaamsch als zijne eigen taal en beoefende met veel lof de latijnsche dichtkunst. Daarna begaf hij zich naar Leuven, waar hij als bediende bij den beroemden Erycius Puteanus werd aangenomen. Een weinig later begaf hij zich naar Douai, waar hij in de filosofie studeerde. Plotseling veranderde hij van gedachten en trad in het klooster der Karthuizers te Scheutveld bij Brussel, 3 Maart 1612. Eenvoudig van aard, gedienstig, maar stil en somber, gaf hij geen groote verwachting van zijne bekwaamheden. Zijn werken toonden zijne groote geestesgaven. Hij schreef eene schoone hand, copiëerde de werken van Henricus van Koesveld, herzag en verbeterde de werken zijner voorgangers, en op last van het generaal-kapittel schreef hij de stukken over uit het kloosterarchief voor de geschiedenis der stichting van zijn huis. 1616 werd hij naar het nonnenklooster St. Anna bij Brugge gezonden om den ouden rector Corn. Schoonhoven bij te staan Op verzoek van den prior van St. Sophie, J.v. Emichhoven te 's Hertogenbosch (zie het artikel kol. 478), kwam hij aldaar als vicaris. Rustig was het leven aldaar niet. De Karthuizers hadden een toevlucht gevonden, eerst te 's Hertogenbosch, dan op het kasteel te Boxtel. De graaf van Mansfeld dwong (1622) het slot tot overgave. Daarna hield Eligius zich een tijd op bij de Clarissen; hij deelde in de treurige lotgevallen der kloosterlingen, die van de eene plaats naar de andere zwierven en van Bokhoven eindelijk te Antwerpen kwamen. In dien tijd schreef en gaf hij uit
zonder naam: Martyrium B. Justi Goudani Cartusiae Delphensis in Hollandia professi et sacristae (Brux. 1624), met opdracht aan den prior Bruno d'Outellair. Het werd in fransche vertaling uitgegeven te Doornik 1644 als vervolg op Histoire des Chartreux, vertaald uit het latijn van Dorlandus door Ad. Driscart. Eligius schreef ook de Annalen van het St. Sophieklooster, thans bewaard bij de Karthuizers van N.D. des Près, 1902 verjaagd uit Montreuil. Nog gaf hij uit: Vita Brunonis (Brux. 1639) en La vie de St. Gertrude (Brux. 1639). Zie over deze uitgaven Goethals, Foppens, Bibl. Belg. I, 349 en Biogr. Nat. Belg. VI, 558-60. De Origines Cartusiarum uitgegeven door Arn. Raissius (Douai 1632) zijn het werk van Ger. Eligius.