[Egbert II]
EGBERT II, geb. 1052, zoon van den voorgaande (en Irmingardis), dien hij 1068 opvolgde, graaf van Brunswijk, markgraaf van Meiszen, graaf van Hunsingoo, Fivelgoo, Oostergoo, Westergoo en Iselgoo, was een zeer onrustig edelman, diep gewikkeld in het verzet der saksische vorsten tegen zijn oom keizer Hendrik IV, dien hij sedert 1075 herhaaldelijk openlijk bestreed. Hij was ook in het bezit van het graafschap Staveren, dat 30 Oct. 1077, op grond van het door de duitsche vorsten wegens zijn opstand uitgesproken vonnis, aan Utrecht werd geschonken. Vóór dien tijd moet hij aan de stad Staveren rechten hebben geschonken. Hieruit ontstond strijd met dit bisdom onder bisschop Koenraad (1080), ook na zijn verzoening met den Keizer, die hem zelfs tot zoon aannam. Na Egbert's nieuwen opstand (1085) en verbeurdverklaring zijner goederen, schonk Hendrik IV Ooster- en Westergoo aan Utrecht, iets later de Iselgoo (Salland?), voorjaar 1086. Hij werd echter opnieuw in genade aangenomen en kreeg Ooster-en Westergoo terug maar werd na een nieuwen opstand vogelvrij verklaard met nieuwe verbeurdverklaring zijner goederen, waarna Ooster- en Westergoo weder (1 Febr. 1089) aan Utrecht werden geschonken. In den daarop gevolgden strijd is Egbert 3 Juli 1090 in het dal van de Selke aan den noordrand van den Hartz gevallen. Hij liet geen kinderen na bij zijn vrouw Oda, dochter van Adela van Meiszen. Zijn zuster Gertrud erfde zijn rechten of wat daarvan nog bestond. Hij werd te Brunswijk begraven.
Vgl. in het algemeen Rockrohr, Die letzten Brunonen en Meyer von Knonau, Jahr-