[Eckhardt, Antoine George]
ECKHARDT (Antoine George), geb. omstreeks 1740, overl. omstreeks 1810, was een bekwaam werktuigkundige. Hij vond omstreeks 1770 het hellend scheprad voor bemaling van polders uit. Dit heeft verschillende voordeelen boven het tot dien tijd gebruikelijke staande scheprad, in het bijzonder dat het veel minder hoog en dus stabieler is en dat het in den watermolen ingebouwd kan worden; de molenaar kan boven het rad woning vinden en het scheprad vriest nimmer vast, hetgeen vooral in dien tijd bij de naast den molen staande schepraderen dikwijls eenige maanden 's jaars het geval was. In 1775 en 1776 werden onder toezicht van C. Brunings (I, kol. 498) uitgebreide vergelijkende proeven met hellende en staande schepradmolens genomen, die ten voordeele der eerste uitvielen. Het gevolg was, dat de uitvinder van de Staten van Holland octrooi bekwam. Hij legde o.a. hellende schepradmolens aan op verschillende plaatsen vooral in Holland, in 1780 waren er reeds 18 in werking. Later kwamen daarbij nog 4 voor het waterschap Wamel, Dreumel en Alfen, dat, in den zak tusschen Maas en Waal liggende, in zeer onvoordeeligen toestand verkeerde. In 1779 werden door B.J. Douwes in een uitvoerige verhandeling de voordeelen van het hellend scheprad uiteengezet. In een rapport van 1810 betrekkelijk de bleiswijksche en hillegersbergsche droogmakerij werd gezegd, dat drie hellende schepradmolens evenveel water uitmalen als vier staande; aan deze droogmakerij waren sedert 35 jaren beide soorten in werking.
De broeder van den uitvinder, F.F. Eckhardt, die zijne uitvinding nog verbeterd heeft, ontving op het verbeterde scheprad in 1816 een nieuw octrooi. De hoofdingenieur (inspecteurtitulair) A. Blanken Jz. (I, kol. 356) leidde in 1818 nieuwe vergelijkende proeven, met minder gunstigen uitslag voor de hellende schepraderen. Hij deed hieromtrent eene mededeeling in den Konsten letterbode van 30 Maart 1819. F.F. Eckhardt gaf hierover een verweerschrift uit, waarin hij zeide, dat de proeven zonder zijne voorkennis genomen waren. Is dit zoo, dan was Blanken's oordeel niet