[Damen, Hendrik]
DAMEN (Hendrik), geb. te 's Gravenhage, overl. ald. Jan. 1782. Na examen te hebben afgelegd, werd hij in 1744 chirurgijn en verwierf eene uitgebreide praktijk in de stad en de provincie. Hij had grooten invloed in het plaatselijke chirurgijnsgild, genaamd ‘de Cosmi-en-Damiani-Confrerie’. Gedurende 4 jaren was hij daarvan hoofdman en drie maal was hij deken, telkens voor den tijd van 2 jaren; voor het eerst werd hij tot deken verkozen in 1754. De vierde maal dat hij verkozen werd (Oct. 1778) bedankte hij voor de eer, waarna de confreres zijn zoon Johannes Christiaan (die volgt) tot hoofdman kozen. Tot aan zijn dood bekleedde hij het ambt van ‘'s lands chirurgijn’. Martinus Wilhelm Schwencke, professor botanices, zou den chirurgijns lessen in de botanie geven (1754, 1755), doch Damen werkte dit tegen, soms op lompe manier. In de laatste jaren van zijn leven nam hij deel aan een polemiek over zekeren Jacques Raynaud, die, zelf geen medicus zijnde, beweerde, dat hij een onfeilbaar middel tegen kanker bezat. Ondanks de wetten tegen het onbevoegd uitoefenen der geneeskunde had Raynaud vele lijders behandeld en vele goedgeloovigen op zijn hand. Het Collegium medicum en het Collegium chirurgicum vervolgden hem maar stuitten op heftigen tegenstand, o.a. op dien van een Mr. P. Lyonnet, welke schreef Verhandeling over het geneesmiddel van Jacques Raynaud ('s Grav. 1780), waarin hij in zeer scherpe bewoordingen het gezag der gevestigde genees- en heelkundigen ondermijnde. Om nu zijn gildebroeders te verdedigen, schreef Hendrik Damen Heelkundige waarnemingen aangaande de gezwellen bekend onder den naam van ‘tumores cystici’, voorafgegaan door een voorberigt dienende tot bescheidene wederlegging der onbescheidene lasteringen door den heer mr. P. Lyonnet in zijn onlangs uitgegeven werk genaamt verhandeling over het
geneesmiddel van Jacques Raynaud ('s Grav. 1780). Uit het register der notulen van het Collegium blijkt niet, of de chirurgijns nog langer last van hun tegenstanders hadden. R. Krul noemt hem een ‘halfgeleerde (een gevaarlijk menschensoort)’. Zijn portret is te zien op Niels Rode's schilderij van het chirurgijnscollegie in het gemeente-museum te den Haag; Damen staat daarop als ‘scriba’.
Hendrik D. had drie kinderen: eene dochter, gehuwd met den procureur van Brakel; twee zoons, de oudste Johannes Christiaan, heelen verloskundige (volgt hierachter), en Pieter, advocaat voor den Hove van Holland en West-Friesland, die een aanzienlijke juridische praktijk uitoefende.
Zie: R. Krul, Haagsche Doctoren, Chirurgen en Apothekers in den ouden tijd ('s Gravenhage 1891).
Mortreux