naar Negapatnam en werd in 1723 bevorderd tot Gouverneur en Directeur v.d. Kust v. Coromandel. Het volgend jaar keerde hij als Raad-extraordinair naar Batavia terug, waar hij ook werkzaam was als Commissaris-politiek bij den bataviaschen kerkeraad. In 1730 werd hij Raad-ordinair en 19 Oct. 1731 teekenden Heeren-XVII zijn benoeming tot G.G., als hoedanig hij den beruchten Diederick Durven opvolgde. Hij bracht eenige verbetering in de ernstige toestanden, vooral op Ceylon, vanwaar hij den opvolger van den gouverneur Mr. P. Vuyst (die reeds te Batavia gevangen zat), Versluys, eveneens naar Batavia opriep, om zich te verantwoorden over ergerlijke afpersingen jegens de inlanders en portugeesche halfbloeds. Vuyst werd in 1732 te Batavia onthalsd; het proces tegen Versluys, die invloedrijke relaties had, vond geen voortgang.
20 Dec. 1733 zond v. Cloon zijn ontslagaanvraag naar Holland; de beslissing daarop was nog niet aangekomen, toen hij 10 Maart 1735 op zijn landhuis te Molenvliet overleed. Vier dagen later werd zijn lijk op plechtige wijze ter aarde besteld.
Van Cloon was gehuwd geweest met Anthonia Adriana Lengele, die hem overleefde.
De belangrijkste feiten uit zijn bestuur zijn de beide contracten, die hij achtereenvolgens 8 Nov. en 9 Dec. 1733 sloot met den Soenan van Mataram en den Sultan van Bantam; bij het laatste werd de peperhandel in de Lampongs uitgebreid en als monopolie aan de Comp. afgestaan, ter aflossing van de schuld van 600,000 rijksd., die Bantam aan de Comp. had.
Zijn portret bestaat in prent door J.v.d. Schley, en geschilderd door een onbekend kunstenaar in het paleis te Weltevreden.
Zie: M.A. van Rhede v.d. Kloot, De Gouverneurs-Generaal en Commissarissen-Generaal van Ned.-Indië (Gravenh. 1891), 86 en 87; Meinsma, Geschiedenis v.d. Nederl. O.I. beszittingen (Delft 1872-75) I, 126-128.
Stapel