| |
[Cats, Jacob]
CATS (Jacob), geb. 10 Nov. 1577 te Brouwershaven, overl. 12 Sept. 1660 op zijn landgoed Zorgvliet bij 's Gravenhage aan den Ouden Scheveningschen weg. Zijn vader was Adriaen Cornelisz. Cats (zie boven), lid van de vroedschap in Brouwershaven, zijn moeder Leenken Jacob Jan Breydersdochter, zijn geslacht was niet verwant aan dat der heeren van Cats op N.-Beveland. Jacob had een ouderen broeder Cornelis en twee oudere zusters, waarvan eene Quirina heette. Zijne moeder overleed 13 Mei 1579. Zijn vader hertrouwde met een waalsche. Jacob meende, dat zij uit een verarmd aanzienlijk geslacht stamde, en had aangename herinneringen aan haar. Een zuster van zijn moeder, gehuwd en bemiddeld, kinderloos, vermoedelijk vreezend voor verkeerde invloeden van de uitheemsche stiefmoeder, nam Jacob als haar kind aan. Tot kort voor de geboorte van Cats bleef Brouwershaven aan de spaansche zijde; de hervorming ging er, vooral in de gegoede standen, niet van harte. Een oom van Jacob, Mathias Cats (die volgt), stierf als provinciaal der Minderbroeders te Leuven.
Jacob werd te Zierikzee op studie gedaan en woonde bij den rector Kemp in. Op 82-jarigen leeftijd heeft hij heel zijn leven uitvoerig berijmd verteld. Hij deelt dan van zijn verblijf bij dien rector dingen mee, die zijn latere zinnelijkheid kunnen hebben opgewekt. Hij studeerde te Leiden rechten en letteren; zijn inschrijving als student werd echter niet gevonden. Hij promoveerde in de rechten te Orleans. Daarna wilde hij gaarne een reis naar Toskane doen, doch dit werd hem niet toegestaan. Uit verschillende meedeelingen over dezen studietijd in zijn autobiografie blijkt dat hij zeer gevoelig was voor het vrouwelijke; doch hij draagt roem op zijn voorzichtigheid op dit gebied. Hij werd ingeschreven als advocaat bij het Hof van Holland (het jaartal van de inschrijving is niet ingevuld in het register); hij practizeerde eenigen tijd in den Haag en zag er o.a. kans toe een goereesche vrouw, die van tooverij was beschuldigd, vrij te pleiten.
Om van koortsen af te komen trok hij naar Engeland, waar hij vooral aan de universiteiten van Oxford en Cambridge verbleef en de piëtistische lessen van William Perkins en Hall hoorde. Zijn
| |
| |
piëtistische ideeën zijn later waarschijnlijk nog meer tot ontwikkeling gekomen door den omgang met Ds. Willem Teellinck te Middelburg. Ook met diens geestverwant Ds. Godfried Udemans te Zierikzee was hij bevriend. Na zijn thuiskomst verbleef hij weder eenigen tijd in den Haag. Daar hij nog steeds niet genezen was, kreeg hij wantrouwen in de officieele medische wetenschap, kwam hij tot de kwakzalvers; een genas hem met een rood poeder (vermoedelijk kinine). Daarna vestigde hij zich als advocaat te Middelburg (1603-1623), op aandrang van den middelburgschen pensionaris Apollonius Scholte. Uit de kaapvaart kwamen daar talrijke processen voort; ook was hij stadsadvocaat. Spoedig had hij meer werk dan hij afkon.
Na een korte verliefdheid op een meisje, dat hij in de Waalsche kerk te Middelburg gezien had, spoedig voorzichtiglijk beheerscht te hebben, toen bleek dat haars vaders financieele positie niet schitterend was, trouwde hij 26 April 1605 met Elisabeth van Valckenburgh, een rijk, mooi meisje, nauwelijks twee jaar jonger dan hij. Zij was geboortig uit Antwerpen, doch tijdens het huwelijk woonden haar ouders te Amsterdam in de Warmoesstraat. Deze heetten Jan van Valckenburgh en Elisabeth Michiels. Het huwelijk werd bevestigd 29 Mei 1605 door Ds. Helmichius. In zijn biografie vertelt Cats, dat hij door zijn vrouw tot de kerk gebracht is. Eerst begin 1607 is hij als lidmaat der Hervormde Gemeente aangenomen. Dit opende hem de ouderlingenbank.
Te Middelburg zijn zeven kinderen uit hun huwelijk gedoopt: Johannes (ged. 21 Sept. 1607, overl. 5 Jan. 1618), Anna (ged. 12 Juni 1609), Helene (ged. 22 Oct. 1610), Elisabeth I (ged. 27 Jan. 1612), Jacobus (ged. 3 Oct. 1613), Cornelis (ged. 5 Juli 1617), Elisabeth II (ged. 5 Oct. 1618). Toen Cats in 1623 Middelburg verliet voor Dordrecht, waren nog slechts Anna en Elisabeth II in leven. Anna trouwde in Mei 1630 met Cornelis van Aerssen van Wernhout, drost van Breda; Elisabeth in Mei 1636 met Mr. Cornelis Musch, heer van Waelsdorp, Nieuwveen en Carnisse, sedert 29 April 1628 griffier van de Staten-Generaal. Na den dood van Musch (Dec. 1650) hertrouwde zij met Dirck Pauw (28 Jan. 1652). Deze was vóór haar eerste huwelijk reeds een serieuze candidaat geweest.
Na 1611, toen met het Bestand de processen minderden, onttrok Cats zich aan de rechtspraktijk. Met zijn broer Cornelis kocht hij voor weinig geld tijdens den oorlog ondergeloopen landen in Staats Vlaanderen. Zij werden bedijkt en drooggelegd en maakten somtijds in één jaar den koop en de exploitatiekosten goed. Dit vormde mee den grondslag van Cats' aanzienlijk fortuin. Zelf genoot hij nu het buitenleven te Groede of Biervliet; ook in de buurt van Middelburg op den Munnikenhof onder Grijpskerke. Hij was later met indijking en landbouwondernemingen in Engeland, in het graafschap Lincoln niet zoo gelukkig. Deze bedijkingen aan den mond van de Humber o.a. waren door Cornelis Vermuyden reeds in 1620 begonnen; ook deze was een Zeeuw uit Sint Maartensdijk. Bij zijn gezantschap in 1627 maakte hij met het werk van zijn landsman kennis, 8 Nov. van hetzelfde jaar nam hij er een aandeel in. In deze zaken schijnt niet alles eerlijk te zijn toegegaan; men heeft Cats van oplichterij beschuldigd.
Reeds te Zierikzee heeft Cats gedicht, vooral in het Latijn, totdat een ‘eerbaer jongeling uit Brabant daer gekomen’, wiens naam we ongelukkig
| |
| |
niet kennen, hem de regels van de dichtkunst leerde en hij een ‘nieuw vermaeck in de zeeuwsche tael’ kreeg. Te Leiden dichtte hij zelfs in het Grieksch, te Orleans in het Fransch. Van al dit werk is niets bewaard gebleven; de ontwikkeling van Cats tot zijn dichterschap kunnen we dus niet nagaan.
Wanneer hij eindelijk op zijn veertigste jaar zijn eerste werk uitgeeft, is hij reeds een geroutineerd rijmer en meester van de taal. Het is niet onwaarschijnlijk, dat zijn kennismaking met Anna Roemersdr. Visscher hem ertoe bracht, als dichter op te treden. Gesprekken met haar over een kwestie in den minnehandel deden hem een gedicht, waarin hij over dezelfde kwestie gehandeld had, te voorschijn halen, oppoetsen en bijwerken. Hieruit ontstonden de emblemata, die in 1618 uitkwamen onder den titel Maechden-plicht-ofte ampt der jonkvrouwen in eerbaer liefde aenghewesen door Sinnebeelden. De prentjes gebruikte hij in 1627 nog eens voor zijn Emblemata moralia en oeconomica. De Maeghden-plicht werd met een uitvoerig gedicht opgedragen aan Anna Roemers. Hij voegde er een Harders-clachte aan toe, die hij later onder den titel Galathea, zeer uitgebreid, afzonderlijk uitgaf (1629). In hetzelfde jaar 1618 gaf hij een grooter, zuiver emblematiek werk uit, ook dit met latijnsche, fransche en nederlandsche bijschriften, nl. Silenus Alcibiadis sive Proteus. Het nederlandsche gedeelte heet Sinn'- en Minnebeelden. De 51 plaatsjes zijn door J. Swelinck gegraveerd naar teekeningen van Adriaen van de Venne.
In 1620 verscheen Selfstryt, dat is krachtige beweginge van vleesch en geest, poetischer wyse voorgestelt in de persoon en op de gelegentheyt van Joseph. Beter nog dan in Maechtenplicht leeren we hier den handigen advocaat kennen, die de argumenten voor en tegen kuischheid en toegeven aan zinnelijke lusten weet te groepeeren. Daarop volgde in 1622 Tooneel der mannelicke achtbaerheyt, waarin geleerd wordt: ‘het wijf sal swijgen en sal duycken; de man sy voocht in syn gesin’.
Op een verwijt uit de opdracht van Silenus Alcibladis, dat de Zeeuwen zich tijdens het Bestand door Venus niet tot poëzie hadden laten bezielen, wilden de Zeeuwen revanche nemen, zoo ontstond de dichtbundel de Zeeuwsche Nachtegael, die in 1623 verscheen. In den zomer van 1622 had Anna Roemers te Middelburg gelogeerd; ze was er met vreugde en huldezangen begroet; min of meer onder haar patronaat verscheen de bundel. Vele dichters die er aan meewerkten zijn geestelijk aan Cats verwant. Evenals Cats onderscheiden zij zich hierdoor van zuivere renaissance-dichters als Hooft, dat ze de nationale traditie uit de middeleeuwen meer voortzetten, hoe zeer ze ook soms thuis zijn in de klassieken. Zij volgen meer den volksaard.
Intusschen was Cats in 1621 benoemd tot pensionaris van Middelburg. In 1623 volgde zijn benoeming tot pensionaris van Dordrecht, welk ambt hij dertien jaar bekleedde. In beide betrekkingen toonde hij zich meer administrateur en financier dan wel staatsman, al nam hij deel aan menige belangrijke staatszaak, met name wat betreft de verhouding tot Engeland, waarheen hij van 9 Mrt. tot 30 Aug. 1627 in ambassade was gegaan. Hij kon daar niet op veel succes bogen en keerde bijna onverrichter zake terug. Bij diploma van 26 Jan. 1627 was hij door Karel I van Engeland tot ridder benoemd. Bij testament vermaakte hij dit door hem hoogst kostbaar geachte document aan zijn kleinzoon Johan van Aerssen. In 1630 overleed zijn vrouw, de juiste datum is niet bekend. Zij was twintig maanden ziek geweest. Waar zij begraven werd, weet men niet. Doch 22 Mei 1650 kocht hij een grafkelder
| |
| |
in de Kloosterkerk in den Haag en hij liet daar het lijk zijner vrouw bijzetten.
Cats heeft sterk aan hertrouwen gedacht, doch het is er niet van gekomen. Zijn dochter Elisabeth was te jong voor de bestiering van zijn huishouden. Hij had in zijn dienst een Matthias Havius (reeds in 1633 komt hij als zoodanig voor); deze huwde met Cornelia Baars. Beiden kregen ze de leiding van zijn zaken in handen. Matthias heeft zich ongeveer tot major-domus weten op te werken en ook na zijn dood was zijn weduwe de huishoudster die Cats' volle vertrouwen had en alles naar wensch regelde. Juffrouw Havius was een persoon van gewicht in de omgeving van Cats. Ook de kinderen uit het gezin Havius leefden op Zorgvliet.
Toen in 1629 de raadspensionaris Duyck overleden was, trad Cats, in zijn kwaliteit van pensionaris der oudste stad, als tijdelijk raadpensionaris op. Tegen een vaste benoeming werd o.a. als bezwaar aangevoerd, dat hij een Zeeuw was. Eerst 9 April 1631 werd Mr. Adriaan Pauw tot raadpensionaris benoemd. Reeds gedurende deze tijdelijke waarneming had Cats zich een huis op den Kneuterdijk in den Haag gekocht, waar hij vele jaren heeft gewoond. Na het aftreden van Pauw in 1636 werd hij met algemeene stemmen tot diens opvolger benoemd als raadpensionaris van Holland en West-Friesland. Zijn werkzaamheid als zoodanig heeft niet tot zijn roem bijgedragen.
Zijn eerste dichtperiode loopt tot deze benoeming. Wanneer we haar nu verder overzien, komen we eerst aan zijn groote werk na de Zeeuwsche Nachtegaal, dat in 1625 nog te Middelburg verscheen: Houwelyck, Dat is het gansch beleyt des echten Staats afgedeelt in ses Hooft-stukken Maecht, Vrijster, Bruyt, Vrouwe, Moeder, Weduwe. Het huwelijk wordt hier gehuldigd als de basis van heel het Christelijk maatschappelijk leven en tot in de kleinste details worden de vorming, de verhoudingen, de plichten en rechten van man en vrouw behandeld, telkens door soms aardig vertelde exempelen toegelicht. Ook hier weer als in al zijn werk openbaart hij bij zijn Calvinisme den piëtistischen drang, om het Christendom in de practijk van het leven te brengen, te strijden voor eerbaarheid en goede zeden in heel het maatschappelijk en huiselijk leven.
Aanvankelijk heeft zijn nieuwe werkkring in Dordrecht hem nog al in beslag genomen naar het schijnt. Eerst in 1632 volgde een nieuw werk van beteekenis: Spiegel van den Ouden en Nieuwen Tijdt, een groote bundel met 122 zinnebeelden over opvoeding, vrijerij, huiselijke zaken, ambtsbediening en wat niet al. Bij de prentjes staan behalve aardige pittige versjes, allerlei leerrijke aanhalingen uit andere schrijvers. Vooral deze bundel is zeer populair geweest en veel eruit is in de volkswijsheid overgegaan.
Het volgend jaar verscheen Klagende Maeghden. Onmiddellijk daarna zette hij zijn omvangrijk werk op touw, dat in 1635 voor de pers gereed was en in 1637 verscheen onder den titel: 's Werells begin, midden, eynde, besloten in den Trou-ringh met den Proefsteen van denselven. Nu hij zelf niet meer in het huwelijk trad, wilde hij zijn volk een papieren trouwring geven. Het is eigenlijk een berijmde novellenbundel. Hier schittert vooral de romantische ziel, die in Cats zat. Hij hield van fantastische verbeeldingen, wonderlijke avonturen; hier biedt hij in aantrekkelijke frischheid een gansche rij van zeldzame trouwgevallen, afgewisseld door interessante gesprekken naar aanleiding van den inhoud, o.a. het verhaal van het Spaens Heydinnetje behoort hiertoe en in latere uitgaven komt ook de vermakelijke historie van Liefdes
| |
| |
Vossevel voor. Dit laatste kan een oorspronkelijk verhaal zijn, voor de overige is de oorsprong aan te wijzen, hij heeft ze naar zijn eigen verklaring aan verschillende schrijvers ontleend en ze bewijzen zijn groote belezenheid in oude en nieuwe litteratuur.
Staatszorgen schijnen hem sedert zeer in beslag genomen te hebben. Eerst in zijn ouderdom stroomt zijn poëzie weer. In de vervulling van het gewichtig ambt, dat hij op verlangen van Frederik Hendrik sedert 1636 bekleedde, heeft hij in geen enkel opzicht uitgemunt. Naar zijn eigen verklaring is hem dit ambt steeds zwaar gevallen. Hij was stellig een bekwaam administrateur, maar een staatsman van beteekenis, zooals noodig was voor dat ambt, was hij geenszins; zijn volgzaamheid maakte het hem intusschen mogelijk met Frederik Hendrik, die geen krachtige, zelfstandige figuur naast zich zou geduld hebben, samen te werken. Tegen de eerzuchtige neigingen en autoritaire daden van Willem II was hij evenmin opgewassen. zooals bleek bij diens aanslag op Amsterdam. De Groote Vergadering van 1651 heeft hij voorbereid, namens de Staten van Holland geopend en gesloten met breedsprakige redevoeringen. Zijn beleid in deze vergadering liet veel te wenschen over, vooral door het weder oprakelen der kwestie van den aanslag van Willem II op Amsterdam bij het overleggen der papieren dienaangaande. Zijn invloed op den loop dezer belangrijke vergadering is overigens zeer gering geweest.
Na de vergadering nam hij op het eind van 1651 ontslag als raadpensionaris. 9 Mei 1645 was hij tot groot zegelbewaarder van Holland benoemd. Hij bleef dit ambt bekleeden tot zijn dood, het registermeesterschap der leenen tot 4 Mei 1660. Op het eind van 1651 kreeg hij nog de opdracht om met Gerard Schaep en Paulus van der Perre als gezant naar Londen te gaan om den dreigenden oorlog met Engeland te verhinderen. De 74-jarige hield nog latijnsche redevoeringen voor het engelsche parlement en in den staatsraad. Ook ditmaal blonk hij niet uit door staatsmanstalent.
Aangenaam was zijn positie niet; de leden van het gezantschap werden bespot en bedreigd en tijdens zijn verblijf in Engeland brak feitelijk de oorlog al uit door de voortvarendheid van Tromp. In Juli 1652 kwam hij terug. Hij leefde verder ambteloos op zijn landgoed Sorghvliet. Een poging om in 1655 tot raadsheer in het Hol van Holland benoemd te worden mislukte.
In 1643 had Cats van Raden en meesters van de rekening der Domeinen van Holland en West-Friesland een stuk duingrond tusschen den Haag en Scheveningen tot ontginning gekregen. Dat terrein had hij met boomen beplant en het werd een boschrijk lustoord. Tijdens de ambassade in Engeland werd het bouwen eener landelijke woning op Sorghvliet aanbesteed; het bestek is van 25 April 1652. Dirk Pauw van Carnisse, de tweede man van Elisabeth Cats, hield toezicht op den bouw.
Het buitenleven had Cats steeds aangetrokken; daar kon hij het weer genieten. Daar ontving hij zijn vrienden, vooral predikanten. Twee kwamen er geregeld voor hem en zijn volk preeken. De eerzame weduwe Havius zorgde voor de gezelligheid. ‘Haer soon, een jongh student, die kan op snaren spelen, Haer dochter doet'er bij een aerdigh Frans gesangk’. Verder leefde hij in al het werk dat de buitenplaats bood, kon hij rustig stil opmerken en er zijn practische levenswijsheid uit distileeren. Een zoon van de weduwe Havius, Willem, was toen de rentmeester.
In deze laatste levensjaren heeft hij nog weer
| |
| |
veel gedicht. Toen in 1655 de eerste uitgaaf verscheen van Alle de Wercken van Jacob Cats, zagen daarin het licht behalve al het vroeger verschenene, als geheel nieuw: Ouderdom, buytenleven en hofgedachten op Sorghvliet; Invallende gedachten op voorvallende gelegentheden; Afbeeldinge van het huwelick onder de gedaente van een Fuyck; Dootkiste voor de Levendige of Sinnebeelden uyt Godes Woordt, aenwijsende de kortwijligheyt, ydelheyt en onzekerheyt van t menschelyck bedrijf, waarop Tsamen-sprake tusschen de dood en een Oud man en een tusschen ziel en lichaem volgden. Ook kwam hierbij nog een herderspel de Koningklyke herderin Aspasia, dat in 1655 op den amsterdamschen schouwburg werd vertoond.
In 1658 volgde een berijmde gezondheidsleer: Tachtig-jarige bedenckingen en een berijmde teekening van wat hij zoo al deed: Tachtig-jarig leven en huys-houdinge op Sorghvliet. Reeds in 1657 was voltooid de reeds genoemde berijmde autobiographie: Twee-en-tachtig-jaerig leven, uiterst belangwekkend voor de kennis van zijn levensbijzonderheden, maar vooral ook van zijn karakter. In de beide volgende jaren heeft hij het bijgehouden. Tijdens zijn leven heeft hij het niet willen laten drukken. Eerst in 1700 is het uitgegeven. In handschrift liet hij na Ghedachten op stapelooze nachten, dat tot een gedachtenis aan Jan Lambrechts te Brugge gezonden werd en aldaar voor het eerst in 1689 verscheen.
Cats stierf op 12 Sept. 1660 in den ouderdom van bijna 83 jaar. Volgens zijn begeerte werd zijn lijk des avonds naar den Haag gebracht naar zijn dochter Elisabeth Pauw van Carnisse, die in het Huys van Culemborch op de Vijverberg woonde. De stoet bestond uit veertien koetsen met 40 flambouwen. 17 Sept. werd het lijk naast dat van Elisabeth van Valckenburch bijgezet in de graven no. 9 en 10, Cats toebehoorende in de Kloosterkerk. In den pilaar in de nabijheid wijst nog thans een steen de plaats van zijn graf aan.
Bij de familiebijeenkomst aan het sterfhuis moest juffrouw Havius het testament te voorschijn brengen. De nalatenschap van ruim twee en een kwart millioen gulden ging in twee helften, de eene aan mevrouw Pauw, de andere aan de elf kinderen van mevrouw van Aerssen. Juffrouw en Willem Havius werden goed bedacht. Sorghvliet werd voor 12000 gulden in de kaveling voor mevrouw Pauw ingebracht.
In 1661 ging bij den amsterdamschen tooneeldichter en uitgever Jan Jacobsz. Schipper, een nieuwe druk van Alle de Wercken ter perse en deze zijn meermalen herdrukt met mooie prenten verlucht, o.a. in 1700 en 1712. Een minder mooi verzorgde uitgave van Alle de Wercken verscheen ook reeds in 1659 te Dordrecht bij Jacobus Savry.
Cats heeft talrijke navolgers gehad. Bij zijn meeste zeeuwsche vrienden is zijn invloed nog niet overheerschend; een groot aantal dordtsche navolgers heeft aanleiding gegeven om te spreken van een door Cats gestichte dichtschool. Deze navolgers zijn echter uitsterst middelmatige rijmers, Cornelis van Beveren, Cornelia Blanckenburg, Anna van Blocklandt, Jacobus Lydius, Johan van Someren, enz. Men vindt hunne namen in de Beschrijving der Stad Dordrecht van Matthys Jansz. Balen (1677).
Ook buiten Zeeland en Dordrecht was Cats' invloed groot. Jan Harmensz. Krul, Johan Six van Chandelier, Matthys van de Merwede kunnen hier genoemd worden. Simon van Beaumont, Jan de Brune de Oude, Hofferus zijn Cats' geestelijke verwanten uit Zeeland. Ook in Duitschland was Cats populair en had hij invloed.
| |
| |
Een vertaling van de Galatea ofte Harders Clachte in 1636 was de eerste van een gansche reeks duitsche vertalingen. Tusschen 1710 en 1717 verschenen in Hamburg in 8 deelen Alle de Wercken vertaald. Ernst Christoph Homburg, A.E. von Raeszfeldt en Barthold Feind waren de vertalers. De laatste had verreweg het grootste aandeel in de zaak en bedoelde er een aesthetische reactie mee tegen de gemaniëreerdheid en den bombast der tweede silezische school. Hij wou met Cats aan zijn landgenooten eenvoud en natuurlijkheid leeren.
Ook in de Zuidelijke Nederlanden werd Cats in eere gehouden tot ver in de 19de eeuw toe. Cats' groote populariteit in België bewijst wel, dat het leerstellige van het Calvinisme zich weinig op den voorgrond dringt in zijn werk. Men merkte er niet, dat hij niet roomsch was en genoot van het stichtelijke en zedelijke karakter van zijn werk.
Een standbeeld van Cats staat te Brouwershaven. Zijn geschilderd portret komt tweemaal in het Rijksmuseum te Amsterdam voor, beide door M. Miereveld, een van 1634 en een van 1639. Het museum Boymans te Rotterdam bezit zijn portret samen met juffrouw Havius door J. Mytens van 1650. Na zijn overlijden is een gipsafgietsel van Cats' gezicht gemaakt. Dit afgietsel is tot heden niet teruggevonden. Men raadplege voorts voor geschilderde portretten het bijgewerkte exemplaar van Moes, Iconographia Batava in 's Rijks Prentenkabinet te Amsterdam, voor gegraveerde den geschreven kaartcatalogus dezer instelling, ook, hoewel niet volledig, de Jonge van Ellemeet, Museum Catsianum, p. 110 vlg.
Een - niet volledige - bibliografie van de werken van Cats vindt men in het Museum Catsianum van W.C.M. de Jonge van Ellemeet. De beste moderne uitgave van al zijne werken is uitgegeven door J. van Vloten, Zwolle 1862.
Zie: G. Kalff, Cats (in Gids 1899, III, 386, IV, 68, ook afzonderlijk); C. Busken Huet, Jacob Cats (Litt. Fant. I); J.A.F.L. van Heekeren, Vader Cats (in Taal en Letteren, V, 73); F. Buitenrust Hettema, Jacob Cats (Utr. 1905); G. Derudder, Un poète Néerlandais, Cats, sa vie et ses oeuvres (Calais - den Haag 1898); A.S. Kok, Cats' Sinne- en Minne-beelden (in XXste eeuw 1902, II, 66); H. Jansen Marijnen, Jacob Cats, een mislukt eerherstel (in Studiën 1910, dl. 74, 497); J.H. de Stoppelaar, Jacob Cats te Middelburg (Middelburg 1860), J.G. Frederiks, Jacob Cats en zijn omgeving (in Oud Holland, VII, 169 en 241); C.A. van Sypesteyn, Mr. Jacob Cats en zijne nalatenschap (in Holland in vroeger dagen 142); J.A. Worp, De bronnen van den Trouringh van Cats (in Noord en Zuid XX); dez., De Latijnsche vertaling van Cats' Trouringh (in Tijdschr. Mij. Letterk. VI, 18); A.H. Kan, Het vertrek van Jacob Cats van Middelburg naar Dordrecht (in Tijdschr. Mij. Letterk. XXXI, 7); J. Postmus, Jacob Cats (in Calvinistische Vertoogen 162); S. Schroeter, Jacob Cats Beziehungen zur deutschen Literatur (Heidelberg 1905).
Prinsen
|
|