belangen, te Utrecht zijn vergadering hield. In 1580 werd Cant voor het eerst tot burgemeester van Amsterdam gekozen, een waardigheid, die hij nog tien malen bekleedde. Als burgemeester onderscheidde hij zich door zijn verdraagzaamheid jegens de Katholieken. Met den hertog van Anjou onderhandelde hij te Antwerpen nog gedurende het leven van prins Willem; na diens dood was hij op de eerstvolgende Statenvergadering te Delft (Juli 1584) naast Jan van Oldenbarnevelt en Paulus Buys, een dergenen, die door hun energiek en onvervaard optreden de zaak van het verzet tegen Spanje hebben gered. Hij was echter een beslist tegenstander van den graaf van Leicester; toen deze laatste, 3 Oct. 1587, onverwacht Amsterdam bezocht, vertrouwde de oud-burgemeester hem zoo weinig, dat hij gedurende diens verblijf in de stad een harnas onder zijn kleed droeg en Leicester niet ging spreken dan vergezeld van gewapende schutters, die hem voor de deur opwachtten. In 1594 vertrok Cant als lid van het gezantschap naar Denemarken en bewees later groote diensten bij de behandeling der zaken van Oostfriesland, waar hij eveneens aan het gezantschap der Staten-Generaal daarheen deelnam.
10 Dec. 1595 overleed hij, terwijl hij voor de elfde maal de waardigheid van burgemeester bekleedde. Op zijn sterfbed keerde hij tot het katholieke geloof weer. Hij werd in het koor der Nieuwe Kerk van Amsterdam begraven, waar een latijnsch grafschrift te zijner eere werd geplaatst.
Reinier Cant was gehuwd met Anna van Egmond van der Nyenburg, later met Maria Block.
Zie: Wagenaar, Amsterdam I, 276; Brandt, Reform. I, 315-318; Broer Hendrik v. Biesten, Aenteykeningen, blz. 21; Groen van Prinsterer, Archives de la Maison d' Orange Nassau t. III, suiv. passim; van Someren, Supplément, passim.
Kleijntjens