[Calcar, Arnold van]
CALCAR (Arnold van), zooals hij naar zijn geboorteplaats meestal genoemd wordt, doch Arnold Marwick zooals hij eigenlijk heet, te Windesheim overl. 30 Jan. 1434, ging op jeugdigen leeftijd naar Deventer om er onderwijs te ontvangen. Daar kwam hij in kennis met Florens Radewijns en de Broeders des Gemeenen Levens. Hij werd 5 Juni 1392 in het klooster te Windesheim ingekleed en na beëindiging van zijn proefjaar geprofest. Weldra koos men hem aldaar tot supprior, welke betrekking hij ruim vijl en dertig jaar bekleedde; tusschentijds trad hij ook nog gedurende twee jaren te Mariënborn bij Arnhem als eerste prior op. De beteekenis van van Calcar is drieledig. Hij heeft bijzonderen tact bezeten om zieken te vertroosten en degenen op te beuren, die door de bewustheid van zonde werden gedrukt (de z.g. ‘scrupulosi’ of bezwaarden van gemoed). Verder heeft hij zich bezig gehouden met het corrigeeren, interpuneteeren en accentueeren van de door zijn medebroeders geschreven geestelijke werken; terwijl bovendien ingevolge de muziekkennis, welke hij had, de zangbundels voor het koor geregeld door hem werden nagezien. In de derde plaats heeft hij krachtig medegewerkt aan het bijeenbrengen van de windesheimsche ‘Constitutiones’ en van de noodige boeken voor de kerkdiensten (o.a. een ‘Ordinarius’). Vandaar dat Arnold van Calcar in de eenige bron voor 's mans leven - het bekende Chronicon van Johan Busch - heet ‘ordinarij et constitutionum praecipuus compilator’.
Zie: J.G.R. Acquoy, Het klooster te Windesheim en zijn invloed I (Utr. 1875), 240-244, waar blz. 240 aant. 4 de bronnen worden opgegeven; J.C. van Slee, De kloostervereeniging van Windesheim (Leid. 1874), 29 volg., 32, 39, 49, 141 volg.; K.O. Meinsma, Middeleeuwsche bibliotheken (Zutph. 1903), 147; W.J. Kühler, Johannes Brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen (Rotterd. 1908), 23 de aant.
Brinkerink