18 Maart 1567 is hij benoemd tot artilleriemeester: 29 April 1567 brengt hij de soldaten van Brederode buiten de poort victualie. Na het vertrek van Brederode voelt hij zich niet meer veilig en vlucht naar Emden. In Juli 1567 is hij in Emden en tracht daar soldaten aan te werven, geholpen door het geld van een koopman uit Antwerpen. 25 Aug. 1567 komt de officier in Amsterdam zijn goederen beschrijven. Einde April 1568 kruist hij voor Delfzijl met een schip, dat daar was genomen en door hem uitgerust, en helpt graaf Lodewijk met den aanvoer van levensmiddelen uit Emden. 4 Mei 1568 wordt in de vroedschap van Amsterdam over hem geklaagd. Hij is een der eerste Watergeuzen. Einde Mei 1568 wordt hij naar Emden gezonden om een onderzoek in te stellen naar scheepsbeschuit. Na den nederlaag van Jemmingen 21 Juli 1568 verlaat hij de oostfriesche wateren, is 30 Oct. 1568 met Dolhain in Engeland en wordt aan het Hof ontvangen. In den winter van 1568-69 rooft hij op de Eems, maar de burgers van Emden worden verschoond. 13 Juni 1569 was hij met andere Watergeuzen aan de friesche kust werkzaam en nam daar eenige Hollanders in gijzeling, die naar Emden werden gevoerd. 19 Juni 1569 is hij op de Theems met een schip met 40 man en vertrekt 20 Juni 1569 naar de hollandsche kust. 21 Juni 1569 verscheen hij op de Ooster Eems, werd door die van Emden verdreven en nam uit wraak drie Emder schepen in het Vlie. Einde Juni 1569 nam hij acht schepen uit Amsterdam, waarna de stadsregeering een prijs op zijn hoofd stelde; tevens werd in beraad genomen een licht scheepje tegen hem uit te rusten. 7 Juli 1569 wachtte Dolhain op zijn terugkomst in Engeland. Op 8 Juli 1569 neemt hij op de Eems een schip, dat de ambtman van Norden hem weer afneemt; op 22 Juli gaven de burgemeesters van Emden aan een schipper van Amsterdam de goederen terug, die Jan Broeck had geroofd. In Juli 1569 neemt hij eenige hamburgsche en engelsche schepen, tegen zijn lastbrief in. Einde Juli 1569 kruist hij voor
Texel en kaapt nog een schip uit Hamburg. Hij dwong den kapitein hem naar de Eems te brengen, maar door een sterken nevel begunstigd voer de schipper hem naar de Elbe, en leverde Jan Broeck aan de Hamburgers uit. 27 Juli 1569 kwam te Amsterdam het verblijdend bericht, dat hij was gevangen. Daar men in Hamburg zijn bestelling niet erkende, en hij schepen van de stad geplunderd had, wilde men hem voorbeeldig straffen; 4 Aug. 1569 werd Jan Broeck onthoofd.
Zie over hem: Groen van Prinsterer, Archives III, 233; Gachard, l' Invasion du Comte L. de Nassau 233, 360; Andreae, Friesche Waterg. in Vrije Fries 3e reeks IV, 461; Blok, Watergeuzen in Engeland in Nijhoff's Bijdr. 3e reeks IX, 240; Franz, Ostfriesland und die Niederl. 22, v., 84 v.; Defensionales, 15, 29, 69, 94; van Vloten, Volksopst. (1858) I, 66, 147; Kok, Vaderl. Woordenb. VIII, 1071; Elias, Vroedsch. van Amsterdam I, 26; Aant. br. v. Biesten in Dietsche Warande VII (1866) 533, v., VIII (1867), 419 v.; Poullet, Corr. de Granvelle II, 662, 669; Scheltema, Hendrik van Brederode 14 v.; ter Gouw, Gesch. van Amsterdam VI, 102, 154, 163 v. 207 v., 241, 298, 324 v.; Werken Hist. Gen. 3e serie II, 135, 136; Calendar of State Papers, Spanish Papers 1568-1579, 81, 175, 183; Wagenaar, VI 308; Hohlbaum in Mitteilungen aus dem Stadtarchiv zu Köln XVII, 83, 85, 86; Altmeyer, les Gueux de Mer 104, 105; Kervyn; Relations