[Bouwer, Joan]
BOUWER (Joan) of Bouwersius, ged. te Deventer 6 Maart 1664, overl. aldaar 5 Febr. 1745 en 9 Febr. in de Bergkerk begraven, zoon van den deventer burgemeester Dr. Everardus Bouwer en van Geertruij Arentzen; hij huwde te Deventer 27 April 1730 Christina van Suchtelen (ged. te Deventer 13 Oct. 1678, overl. aldaar 23 Nov. 1759 en 27 Nov. in de Bergkerk begraven, dochter van rentmeester Arent van Suchtelen en van Bartha van Marckel).
Den 18en Sept. 1684 werd hij ingeschreven als student aan de leidsche hoogeschool, doch hij schijnt zijn studiën niet tot het verkrijgen van de doctorale bul te hebben doorgezet. Als opvolger van professor Coetier werd hij in 1693 tot professor historiarum et eloquentiae aan het deventer athenaeum benoemd, welke betrekking hij tot zijn dood bekleedde. Vijf keeren was hij gedurende zijn langdurig professoraat rector magnificus. Van zijn onderwijs, dat zich niet boven het middelmatige schijnt verheven te hebben, is weinig bekend. In 1702 hield hij een rede: Laudatio funebris in obitum Gulielmi Henrici Angliae regis; en in 1730 vierde hij het eerste eeuwfeest van het athenaeum met een redevoering: Oratio in natalem centesimum Scholae Academicae Daventriensis, habita die XIV kal. mart. 1730, die op last van den magistraat in druk verscheen.
Zie over hem: J.C. van Slee, de Illustre School te Deventer, pag. 129; Fransen van Eck en Bosscha, Het tweede Eeuwfeest van het Athenaeum Illustre, pag. 104.
H. Kronenberg