[Bosch, Henricus]
BOSCH (Henricus) of Busschen, zooals hij zelf teekende, geb. te Roosendaal, N.Br., op het eind der 15e eeuw, Norbertijn in de abdij te Tongerloo, 23 Juni 1516, vermoord door een bende Wederdoopers op zijn pastorij te Nispen 23 Aug. 1557.
In de abdij had Henricus Bosch zich onderscheiden door zijn godsvrucht en geleerdheid. Hij bekleedde er het ambt van supprior en dan van prior. 2 Juni 1527 werd hij door zijn overste als pastoor aangesteld te Duffel. 16 Dec. 1532 werd hij verplaatst naar Alfen en 30 Febr. 1540 naar Nispen. Het doodenboek der abdij looft zijn ijver voor de parochianen en zijn liefde voor de armen.
Zoodra H. Bosch den moord vernam op zijn medebroeder, den pastoor van Klein-Zundert, Arnoldus van Vessem, 19 Juni 1557, begaf hij zich daarheen; 11 Aug. 1557 schreef hij aan den abt van Tongerloo een omstandig verhaal over de barbaarsche wijze waarop deze was omgebracht. 23 Augustus daarop drong des nachts om 11 uur een bende met geweld in zijne pastorij, viel op hem aan en na vreeselijk gewond te zijn, onderging hij een schrikkelijken dood. Zijn lijk werd naar Tongerloo vervoerd. Zijn naam bleef in Tongerloo en bij zijne parochianen in eere. Zijn medebroeder Lambert de Leeuw plaatste een opschrift op zijn graf en verkreeg van den vicaris-generaal van 's Hertogenbosch van de Leemputten de noodige toelating, het gebeente van den martelaar te verheffen.
Zie: van Spilbeeck, Les martyrs de Tongerloo au XVIme siécle in Précis historiques 1890, 325-327; W. van Spilbeeck, De abdij van Tongerloo 324-326; dez. Necrologium B.M.V. de Tongerloo (Tong. 1902) 166.
Fruytier