[Boom, Johannes]
BOOM (Johannes), ook gespeld Boheme, sedert 1385 rector van de kapittelschool te Deventer en omstreeks 1396 vicaris bij de hoofdkerk of Sint-Lebuïnuskerk aldaar. G. Dumbar vergist zich derhalve, als hij in Het kerkelyk en wereltlyk Deventer, dl. I (Dev. 1732), blz. 308, mededeelt dat Johannes de Arbore, d.i. Johannes Boom, het rectoraat bekleed heeft ten tijde van Gerrit de Groote. Want deze stierf 20 Aug. 1384, en Boom werd eerst het volgende jaar rector. Johannes Boom was een groot vriend van de Groote's opvolger en geestverwant Florens Radewijns, naar wiens raadgevingen hij gaarne luisterde. Wanneer hij merkte dat arme tot de Broederschap des gemeenen levens behoorende leerlingen het te betalen schoolgeld van Radewijns hadden ontvangen, wilde hij uit vriendschap, uit liefde jegens hem het niet aannemen en liet het terugbezorgen; een gunst, o.a. bewezen aan Thomas a Kempis, die daarvan met dankbaarheid melding maakt in een zijner geschriften (Vita Florentii, cap. 24, § 2).
Zie, behalve de reeds aangehaalde plaatsen: Thomas a Kempis, Vita Arnoldi Schoonhoven, cap. 1, § 1 (waarin: ‘magistro Ioanne de arbore tunc regente’); G.H.M. Delprat, Verhandeling over de Broederschap van G. Groote, 1e druk (Utr. 1830), 53 volg. (in de duitsche bewerking door G. Mohnike, Leipz. 1840, S. 26), 2e druk (Arnh. 1856), 68; W. Moll, Kerkgesch. v. Nederland vóór de Hervorming, II, 2 (Arnh. 1867), 236; M. Schoengen, Die Schule von Zwolle (Freiburg i.d. Schw. 1898), 24.
Brinkerink