Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 60]
| |
geb. te Amsterdam 17 April 1595, overl. aldaar 5 Oct. 1652, werd in 1625 tot lid der amsterdamsche Vroedschap gekozen en was in 1639, 42, 45, 47 en 51 burgemeester. Hij bekleedde vele andere magistraats-ambten en was ook kapitein der burgerij; als zoodanig stond hij aan het hoofd van een der beide schuttervendels, die in 1632 naar Nijmegen trokken om de bezetting aldaar te versterken. Sinds 1636 was hij curator der Illustre school en scholarch der latijnsche scholen. In 1640 werd hij bewindhebber der Oost-Indische Compagnie, doch trad in 1643 af, omdat hij van oordeel was ‘dat onder sijn confraters de wagen niet al te recht gonck’. In 1647 benoemde de Doge van Venetië hem tot ridder van Sint Marcus. Van 1648-50 had hij zitting in het college der Gecommitteerde Raden van Holland. In de Vroedschap behoorde hij tot de calvinistische minderheid. Het was vooral op zijn initiatief, dat begonnen werd met den bouw van een toren aan de Nieuwe Kerk, welk werk na zijn dood werd gestaakt. Hij huwde 7 Febr. 1627 Bregitta Spiegel (1606-68), dochter van Laurens Jansz. Spiegel, uit welk huwelijk acht kinderen werden geboren. Het Gemeente-archief te Amsterdam bezit van hem een bundel manuscript- aanteekeningen betreffende vergaderingen der Staten van Holland tusschen 1638 en 1652. Ook liet hij in handschrift vele genealogische aanteekeningen na, die nog bij zijne familie berusten. Wijlen jhr. Mr. C.H. Backer bezat vier geschilderde portretten van hem, twee door onbekende kunstenaars, een in 1626 door A. Palamedesz en een door J. van Mieris geschilderd. Zijn portret komt ook voor op een in 1623 door N. Lastman en A. van Nieulant en op een in 1632 door N. Elias geschilderd schutterstuk, beide in 's Rijks museum te Amsterdam. Zie over hem: Elias, De Vroedschap van Amsterdam; Bontemantel, ed. Kernkamp; de Jonge, Nederl. en Venetië, blz. 239. Breen |
|