[Arrenberg, Benjamin]
ARRENBERG (Benjamin), schreef een werk in 1738 tegen een boekje, dat reeds in 1685 te Amsterdam was verschenen en in 1734 tweemaal te Rotterdam herdrukt werd met approbatie van de classis van Schieland. Ondanks de kerkelijke goedkeuring hadden velen groote bezwaren ren tegen den inhoud; Arrenberg, hoewel slechts ‘lidmaat der Gereformeerde Gemeente’, legde ze neer in een boek. Ongetwijfeld ten gevolge hiervan heeft de classis haar eigen vonnis in Mei 1738 herzien en vernietigd. Zijn werk is getiteld: Zedige aanmerkingen op zeker boekje, genaamt: Ziels eensame Meditatiën, over de waarheit des Evangeliums, opgestelt door J.E. en uitgegeven door J.B. Waarin het duistere en dubbelsinnige wordt ontdekt, en het dwalende wederlegt: tot bewaring en bevestiginge van onze zo welbeproefde en dierbare Geloofsbelijdenis: tot onderrichting, verbetering en bestiering van des Heeren Volk (Rott. 1738). [Vgl. beneden het artikel Johannes Bagelaar)].
Nog verscheen van hem: De eer en heerlijkheid van Gods aanbiddelijk Drie-een en Geestelijk Wezen verdedigd, of vervolg der Zedige Aanmerkingen (Rott. 1739); Aanmerkingen op de zoogenoemde zedige verantwoording van J. Boutkan (Rott. 1739); Antwoord op de onchristelijke behandeling van zijn persoon door J. Eswijler (Rott.); Voorrede van M. Leydekker, van den voortgang der oude en nieuwe gevoelens van de Antinomianen (Rott.).
Zie: Visscher en van Langeraad, Het Protestantsche Vaderland I (1907), 260 v. Vgl. ook dl. I, kol. 185 op Reinier Arrenberg.
Knipscheer