1761 overleed, was Joh. Adriaensens, door de paters gedoopt en als kind opgeleid, zijn opvolger in de uitgestrekte parochie. Na den dood van P. Henquiné, overl. 16 Dec. 1770, werd Adriaensens bij resolutie van den raad van State 7 Maart 1771 als pastoor van Hontenisse toegelaten. Als plichtgetrouw herder bestuurde hij zijne parochie. Toen door den noodlottigen afstand van Zeeuwsch Vlaanderen aan Frankrijk, 16 Mei 1795, de vervolging der geestelijkheid aldaar evenzeer woedde als in geheel België, bleef de pastoor met zijn kapelaan Thomas Vervoort, eveneens geb. te Hontenisse, standvastig op zijn post. Zij weigerden den ongeoorloofden eed van haat aan het koningschap, die van de priesters door de republikeinsche wet geëischt werd, en werden op de lijst geplaatst om gedeporteerd te worden.
Om aan de gevangenis te ontkomen, moesten zij zich nu hier dan daar verbergen. 's Nachts of vroeg in den morgen oefenden zij hunne geestelijke bedieningen uit; in het geheim droegen zij de H. Mis op in afgelegen hofsteden of in schuren, en wisten zoo hunnen parochianen trouwheid aan hun plichten in te boezemen. Toen een plichtvergeten priester zonder zending der geestelijke overheid, gesteund en beschermd door het republikeinsch bestuur tot groote smart van den pastoor diens kerk en pastorij te Hontenisse innam, bleven alle parochianen verre en stond de kerk ledig. De schuilplaats van pastoor Adriaensens werd echter verraden: met zijn kapelaan Vervoort werd hij gevangen weggevoerd en in den kerker opgesloten. Hij bleef echter niet in den kerker tot 1803 zooals Kruger, Gesch. bisdom van Breda IV, 476, beweert. Van Duitschland uit schreef hij naar een zijner familieleden om onderstand. Hij was waarschijnlijk als zoovele andere priesters na zijn gevangenneming verbannen en over den Rijn gevoerd, omdat hij meer dan 60 jaar was. Zoodra het Schrikbewind een einde nam. keerde hij naar Hontenisse terug en hervatte zijn bediening, docb niet openlijk. Toen door het concordaat de vervolgingen een einde namen en de parochiën in het bisdom Gent opnieuw werden ingericht, werd pastoor Adriaensens overgeplaatst naar Grembergen bij Dendermonde Jan. 1803. Zwaar viel hem dit offer, doch het fransche bestuur duldde zijn herbenoeming niet. Drie maanden later overleed de 70-jarige grijze herder; een eeuw later was zijn naam in Hontenisse nog niet vergeten.
Fruytier