Broeck. Begin Juni 1568 kruist hij voor de kust van Groningen en 18 Juni 1568 tracht hij vergeefs de haven van Delfzijl te heroveren; 22 Juni 1568 neemt hij in de haven van Emden een schip; einde Juni 1568 geeft graaf Lodewijk hem volmacht om volk te lichten; in Juli 1568 eischt de regeering van Oostfriesland, dat graaf Lodewijk het kaperschip zou terugroepen, maar vergeefs; 7 Juli 1568 verslaat hij met Sonoy de vloot van admiraal François van Boschuyzen op de Eems. Ook doet hij verschillende betalingen voor graaf Lodewijk. Op 18 Juli 1568 is het gerucht van zijn plundertochten tot in Groningen doorgedrongen; 21 Juli 1568 redt hij op de Eems veel vluchtelingen van Jemmingen en brengt ze in Emden. Na de nederlaag bij Jemmingen werd zijn schip te Emden in beslag genomen en kreeg hij van graaf Lodewijk toestemming om te gaan vrijbuiten. Jan Abels wilde nu in Emden een schip gaan uitrusten, maar werd uitgewezen. In Jan. of Febr. 1569 krijgt hij een kaperbrief van den Prins van Oranje en rooft op de Eems, doet veel schade; Febr. 1569 is hij in Norden en 18 Maart 1569 plundert hij op de kust bij Groningen; talrijke ballingen kwamen bij hem aan boord. Einde Maart 1569 verkoopen zijn vrouw en broeder in Emden en zijn zoon in Norden de roofwaar. Graaf Edzard van Oostfriesland beveelt om een schip tegen hem uit te rusten; April 1569 plundert hij bij Schiermonnikoog en Dokkum. In Friesland worden ook schepen tegen hem uitgerust; door mist en tegenwind moest Jan Abels 5 Maart 1569 een Engelsche haven binnenloopen; en toen hij kon aantoonen niet op de Engelschen te hebben geroofd, werd hij dadelijk toegelaten. Einde Mei 1569 plundert hij op de Eems. Johan de Mepsche, de luitenant van Caspar de Robles, raadt Alva aan om Jan Abels tot in Emden te vervolgen; 20 Mei 1569 wordt hij verbannen; einde Juni 1569 zendt Dr. Mundt hem een brief. Najaar 1569 plundert Jan Abels op het Wad
en talrijk zijn de klachten uit Groningen. Begin Juli 1570 is hij in Dover. In October 1570 is hij waarschijnlijk uit Engeland in Emden gekomen. Hij rustte daar op eigen kosten een schip uit. Einde October 1570 wordt hij door Basius opnieuw tot kapitein aangesteld; in Maart 1571 bestelt hij in Emden kruit, maar de regeering van Oostfriesland laat dit overboord gooien; 1 Mei 1571 is hij genoodzaakt om Emden te verlaten, zeilt van Huisduinen, waar hij volk aan boord nam, naar Dover, neemt in Mei op zee een schip van Vlieland, doet later in het Vlie een aanval op boeiers uit Hamburg; einde Juli 1571 is hij weer in Engeland, in Aug. te Dover als kapitein op ‘de Galei’, en krijgt opdracht om naar Calais en verder naar la Rochelle te zeilen, om aan graaf Lodewijk te zeggen, dat de Watergeuzen gereed waren. Eind Maart 1572 is Jan Abels weer in Dover, 1 April 1572 bij de inneming van den Briel. Toen Marinus Brand in 1575 naar de Spanjaarden was overgeloopen, moest Jan Abels met vijf galeien de wacht op de hollandsche en zeeuwsche stroomen houden. Later is zijn naam niet meer gehoord.
Zie: Marcus, Sententiën 193; van Groningen, Gesch. der Watergeuzen, 126; Feith, Archief van Groningen II, 304; Hohlbaum in Mitteilungen aus dem Stadtarchiv zu Köln XVII, 69; Bor, I, 237; Groen van Prinsterer, Archives, III, 233; Franz, Ostfriesland und die Niederl. 30, 103, 191, 227; Altmeyer, Gueux de Mer, 12, 18, 38; van Vloten, Nederl. Volksopst. (1858) I, 77, 143, 145, 165, 180; Blok, de Waterg. in Engeland in Nijhoff's Bij-