der Pluym, dochter van Jacoba Caerls. Als remonstrant bezwaar hebbende tegen de onderteekening van den door de Dordtsche Synode gevergden eed, verkreeg hij op verzoek 25 Sept. 1619 demissie, doch bleef te Leiden een school besturen. In 1627 of 1628 vertrok hij als rector naar Noordwijk, ondertrouwde te Amsterdam 5 Jan. 1630 met Sara van den Broecke uit die stad en werd na het vertrek van den rotterdamschen rector Adriaan Junius 1 Nov. 1634 in diens plaats te Rotterdam aangesteld (Rogge, Brieven van Uittenboogaert III: 4 (Utr. 1875) 236). In het bijzonder hier gaf hij - bevriend o.a. met Naeranus - den calvinisten ergernis door bij de remonstranten ter kerk te gaan en weigering van onderteekening van verschillende formules, hetgeen ook op de synoden van Woerden (1635), Leerdam en Dordrecht (1637) bedreigingen tegen de hem protegeerende magistraat uitlokte, terwijl ook in 1639 en 1641 door den kerkeraad tegen hem geageerd werd. Op verzoek kreeg hij 5 Juni 1651 ontslag en huurde de hofstede van Cronenstein onder Zoeterwoude tot het houden van kostleerlingen, terwijl hij nog in 1655 vermeld wordt als wonende te Schipluyden onder Delft. Uit zijn eerste huwelijk sproten Bernardus, geb. te Leiden in 1619, aldaar ingeschreven als stud. litt. 23 Mrt. 1627 en 18 Sept. 1636, vermoedelijk dezelfde die gehuwd is met Agatha Cupers en rentmeester van Schieland was: Wilhelmina Zw. (gehuwd met haar neef den schilder Bernard Zw. en 24 Apr. 1667 met Olivier van Vlierde) en Elisabeth Zw.; uit zijn tweede huwelijk Petrus Zw. geboren in 1630, med. dr. te Rotterdam (gehuwd met Christina Starreman, waaruit o.a. Sara Zw. gehuwd met den beroemden Caspar
Brandt), begraven te Rotterdam 8 September 1717; Daniel Zw., sinds 1656 remonstrantsch predikant te Alkmaar, gehuwd met Cornelia NN. en gest. 1661; Theophilus Zw., rentmeester van de heeren van Matenesse en vader van den gouverneur-generaal Hendrik Zw.; Margaretha en Magtilda Zw.
Hij werd ook bekend door zijne uitgave (Rott. 1648) van Terentius met eene nederlandsche vertaling (de tweede in die taal), geprezen als elegant, herdrukt in 1660, 1663 en ten deele in 1668; ook maakte hij naam als latijnsch dichter.
Zie: Navorscher III (1853), 234, 35, bijblad clxiv; IV (1854) bijblad vii, xxxiv en lxviii (genealogie); V (1855) bijblad cviii-x; Ekker, de Hieronymusschool te Utrecht I (ald. 1863) 90-91; Kan, Geschiedenis van het Erasmiaansch gymnasium (Rott. 1884) 29, 30, 33-37; Dozy, de Lat. school te Noordwijk-binnen (Leiden 1886) 10-11; Oud-Holland XIII (1895) 58; Knuttel, Acta part. Synode Z. Holl. 11, 97, 165, 304.
de Waard