heymelicheit der scriftueren den ghemeenen volcke soude ontbinden, ende dat bijsondere die de minste clercken sijn ende en willen niet weten, dat Christus' apostolen in allen tonghen spraken ..’ gelijk immers ook Maerlant ongeveer te zelfder tijd klaagde, dat de geestelijkheid hem verweet, dat hij ‘leeken weten dede, wter bijblen die heimelichede’. Echter was er geen opzettelijk verbod van haar kant.
Zie: van Bleyswijck, Beschr. der stad Delft, 737; Lelong, Boekzaal der nederd. Bijbels 365-375; De Hoop Scheffer, Kerkherv. 53 vlgg.
L. Knappert