eenigen voorrang verleende. Opnieuw komt hij 1521 met klachten over de advocaten en procuratoren, die in hunne geschriften hem beleedigden; vooral met meester Balduinus van Goes had hij sinds meer dan drie jaren aanhoudende moeilijkheden. Het jaar vóór zijn dood verwisselde hij, daar hij oud geworden was en niet meer zoo goed les kon geven, zijn gewonen cursus na den middag met den buitengewonen cursus van professor Dominicus Kakaert. Hij stichtte twee studiebeurzen voor de pedagogie het Verken. De Karthuisers te Brussel hadden hem tot beschermer hunner privilegiën gekozen, wat Karel V 13 Apr. 1516 goedkeurde. Zijn grafschrift ten tijde van Val. Andreas bijna onleesbaar, in de kerk der Minderbroeders, waar hij bij den ingang van het koor begraven was, prijst zijne vrijgevigheid voor zijne vrienden en zijne mildheid voor den armen. Het obituarium van Anderlecht vermeldt op 12 Oct. ‘O. Joannes Godefridi presb. et canonicus ecclesiae sepultus ante chorum’; waarschijnlijk heeft men vergeten er bij te voegen in welke kerk. Te Neerlinter was de kosterij in het bezit van Godefridus de Wemeldingen, professor te Leuven. 1512 had Joh. de Wemeldingen student te Leuven, een naam- en dorpsgenoot van den professor, aldaar een beneficie.
Zie: Analectes Hist. Eccl. Belg. 1, 406; XX (1886) 277; XXVII (1898) 308, 415, 423; XXIX (1901) 86-97, 102, 131; XXXVIII (1912) 367, 373, 378; XXXIX (1913) 297-299; H. de Jongh, L' Ancienne Faculté de Théologie de Louvain (Louv. 1911) 236-238; Val. Andreas, Fasti Academici (Lov. 1656) 177; A. Wauters, Hist. Environs de Brux. I 44.; Bydragen Hertogdom Brabant I, 289; V, 90.
Fruytier