Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5

[Vroom, Erasmus, Vromer]

VROOM (Erasmus, Vromer) geb. te Rozendaal, was monnik der Karthuiser-orde en prior te Geertruidenberg in het Hollandsche Huis 1573, toen hij bij de inneming der stad naar Breda moesten vluchten. 26 Juli 1581 werden de eigendommen van zijn klooster aan het land vervallen verklaard. Bij de inneming van Breda door den Prins van Oranje 1577, week de prior naar Brussel en vond een toevlucht in het klooster Scheutveld. Spoedig werd hij hier verdreven en het klooster verwoest, waarop hij zich weer naar de Baronie van Breda begaf. Hier hielp en steunde hij de verlaten Katholieken en werd aangesteld tot pastoor te Etten 1579, waar hij gedurende 7 jaar onder zware vervolgingen de herderlijke bedieningen uitoefende. Tweemaal werd hij gevangen genomen, naar Hoogstraten

[p. 1084]

en Bergen op Zoom gevoerd en in de gevangenis gezet. Eerst door zwaar losgeld herkreeg hij zijne vrijheid. Toen de kerk te Etten verwoest en verbrand werd en hij aldaar niet meer veilig kon verblijven, besloot hij in het klooster te Roermond een schuilplaats te gaan zoeken. Onderweg werd hij aangehouden en gevangen genomen en naar Gelder in de gevangenis gevoerd. Na 4 maanden talmen betaalde de abdis van Thorn, die het patronaat over Etten had en Vroom tot pastoor had aangesteld, de geëischte 600 gulden losgeld. Nu nam Vroom de wijk naar St. Michielsgestel, waar hij met een medebroeder een verblijf vond bij de Karthuisers van Vucht op een huis te Herlaar. 5 Nov. 1587 verleent de bisschop van den Bosch aan Erasmus Vroom de bediening der parochie St. Michielsgestel en 1588 werd hij voorgedragen door den patroon als pastoor van deze plaats. Waarschijnlijk is hij kort daarop overleden, want 1589 had St. Michielsgestel een anderen pastoor en toen dat jaar Geertruidenberg werd ingenomen door Parma, vestigde zich daar een Nicolaas Huard als prior der Karthuisers.

Zie: Krüger, Gesch. Bisd. Breda IV, 194; Schutjes, Gesch. Bisdom 's Bosch V, 78, 508-516, 859.

Fruytier