het kapittel aan de Staten van Holland te verzoeken, dengene, dien zij zouden kiezen, te erkennen. Nadat 27 Apr. 1723 Cornelius Steenhoven door het kapittel was gekozen tot aartsbisschop van Utrecht, noodigde men tevergeefs de bisschoppen van Arras, St. Omer, Antwerpen, Namen en Roermond uit om den gekozene te wijden. Toen legde dom Thierry aan het kapittel een certificaat over, waarin hij beweerde zekere getuigenissen in handen te hebben van 13 fransche bisschoppen en vele doctors, dat in noodzakelijke gevallen men den gekozene door een enkelen bisschop kan doen wijden. En in overeenstemming met deze raadgeving werd Cornelius Steenhoven 15 Oct. 1724 te Amsterdam gewijd bij Brigode door den Dominicaan Varlet, bisschop van Babylonië, reeds door de Kerk gesuspendeerd. Dom Th. de Viaixnes verhaalt deze ceremonie in een brief van 30 Nov. 1724, geadresseerd aan den abt van Vlierbeek, Paradanus. Hij las bisschop Varlet en den leden van het kapittel van Utrecht het ‘instrumentum electionis’ voor, vervulde de functies van ceremoniemeester en schreef met eigen hand in het latijn de acte, als getuigschrift van de wijding van Steenhoven, bestemd om in de archieven van het kapittel te worden bewaard. Toen Steenhoven 3 Apr. 1725 gestorven was, nam dom Thierry nog een belangrijk aandeel in de verkiezing van diens opvolger, Cornelius Jan Barchman-Wuytiers 15 Mei 1725, wien hij verweet aan den Paus te hebben geschreven, dat hij zijn bisschoppelijken zetel op bepaalde voorwaarden zou verlaten, zoo het noodig mocht zijn om de rust in zijn kerk te herstellen. Deze echter stelde hem gerust omtrent de waarde van deze verbintenis. Spoedig echter werd dom de Viaixnes gevaarlijk voor de Oud-katholieken van Nederland, zooals ook Gerberon, vanwege zijn
overdreven betoogingen. Hij geraakte in twist met het ‘kapittel’ van Utrecht over een Acte de Dénonciation à l' Eglise universelle et au futur Concile Général .... de la Bulle Unigenitus ... te Amsterdam gepubliceerd in 1727. De Oud-katholieken van Utrecht wilden zich niet mengen in deze gewelddadigheden en verklaarden, dat dom Thierry leed aan verzwakking van 't hoofd, door de lange gevangenschap in Frankrijk. Hij trok zich terug in Rijnwijk bij Utrecht bij de oud-katholieke Cisterciensers van Orval, waar hij stierf in den nacht van 30 op 31 Oct. 1735.
Hij schreef: L'Impiété reconnue (Keulen 1693) tegen een thesis te Caen verdedigd; Acta omnium congregationum et disputationum de auxiliis gratiae (Leuven 1702); De potestate ecclesiastica et politica Edw. Richerii libellus necnon ejusdem libelli .... demonstratio ... aucta ejusdem libelli defensione ... cum aliis quibusdam opusculis. (Keulen 1701); Acte de dénonciation à l' Eglise universelle et au futur Concile général libre et oecuménique, du Molinisme, du Suarisme, du Sfondratisme, et de la Bulle Unigenitus, comme des hérésies formelles et directement opposées à la Foi. (Amsterdam 1727). Niet hij maar dom Hilarion Monnier is de schrijver van Le Problème Ecclésiastique.
Zie: Nouv. Eccl. 10 Dec. 1738, 26 Mrt. 1729, 16 Dec. 1735, 31 Dec. 1738; Dupac de Belle garde, Histoire abrégée de l'église métropolitaine d' Utrecht (1765), nieuwe uitgave 1852, 318 en 341; Revue Intern. de Théol.: t. II et III, 1894-95, waarin 3 brieven; Revue de Champagne et de Brie, t. VII, VIII, IX, 1879-80, waarin 17 brieven, Bijdragen voor de Gesch. v.h. Bisd. Haarlem III; 1875, 230-231, IV, 1876, 350, V. 1877, 196, 201: