[Veth, Daniel David]
VETH (Daniel David), verdienstelijk ontdekkingsreiziger, geb. 17 Febr. 1850 te Amsterdam, overl. 19 Mei 1885 ter westkust van Zuid-Afrika. Hij was de tweede zoon van prof. P.J. Veth (III kol. 1306), bezocht de hoogere burgerschool te Leiden en de polytechnische scholen te Hannover (1868) en Stuttgart (1870), waarna hij van 1873 tot 76 als ingenieur werkzaam was bij den aanleg van zwitsersche spoorwegen, eerst aan de Züricher, vervolgens aan de St. Gotthardbaan. Reeds als knaap van 15 jaren had hij met zijn vader en zijn oudsten broeder een reis naar Denemarken, Noorwegen en Zweden gemaakt. Twee jaar later, in 1867, bezocht hij met zijn vader de parijsche tentoonstelling, van waar hij over Zwitserland en Duitschland naar Leiden terugkeerde.
In de jaren 1877-79 stond Veth met A.L. van Hasselt en Joh. P. Snelleman aan 't hoofd van de nederl. Sumatra-expeditie, waarop hij vooral als
terreinopnemer, cartograaf en photograaf belangrijke diensten heeft verricht. Hij schreef deel II van het uitvoerige en kostbare werk: Midden-Sumatra, Reizen en onderzoekingen der Sumatra-expeditie, uitgerust door het aardrk. Genootschap, onder toezicht van P.J. Veth, 4 dln. Deel I hiervan bevat het Reisverhaat, door van Hasselt en Snelleman; dl. II, de Aardrijkskundige beschrijving, met atlas van 16 kaarten, door D.D. Veth; dl. III, Volksbeschryving en taal, door van Hasselt; dl. IV Natuurlijke historie, door Snelleman. Als vrucht van die reis gaf Veth ook een brochure, getiteld: Een stoomtramverbinding tusschen Padang en de Padangsche bovenlanden, en de exploitatie der Ombiliën-kolen met behulp van een zwevenden kabelspoorweg (1882; niet in den handel).
In 1882 was hij in Indië werkzaam tot het bijeenbrengen van voorwerpen voor de koloniale tentoonstelling te Amsterdam in 1883 te houden, terwijl hij in laatstgenoemd jaar als commissaris der Indische regeering bij die tentoonstelling fungeerde. Ook vervaardigde hij in die dagen een Album met 145 photografieën van Midden-Sumatra, op 75 bladen (1882). Aan de op het terrein van genoemde tentoonstelling door hem ingerichte Indische kampong heeft hij door gebrek aan ondersteuning veel moeite, doch weinig vreugd beleefd.
In het najaar van 1884 vertrok Veth als aanvoerder der nederl. Cunene-expeditie naar de westkust van Zuid-Afrika, tot het doen van een wetenschappelijke reis in de portugeesche kolonies Angola en Benguela, vanwaar hij, helaas, niet terug zou keeren. Hij overleed er 19 Mei van het volgend jaar in den ouderdom van 35 jaren, aan de gevolgen van het ongezond klimaat, te Kalahangka aan de Coporolorivier. Zijn stoffelijk overschot werd later naar Nederland overgebracht en te Dordrecht ter aarde besteld. Zijn tochtgenooten, zoowel die in Zuid-Afrika als die op de Sumatra-expeditie, roemden hem als een ‘kloek en ondernemend reiziger, een geboren pionier, wien geen moeite te groot was om het voorgestelde doel te bereiken’. Met zijn vriend A.L. van Hasselt (I kol. 1033), was D.D. Veth de eerste Europeaan, die de piek van Indrapoera in de Padangsche Bovenlanden beklom.