[Venlo, Arnoldus van]
VENLO (Arnoldus van), geb. in de stad van dien naam, benediktijn der abdij St. Petrus en Paulus te Paderborn van de congregatie van Bursfeld, overleden 20 Maart 1559, had in zijn jeugd de militaire loopbaan gekozen. Bij het beleg van Milaan had hij de belofte gedaan in een klooster te treden. waarop hij het klooster te Paderborn, bekend als Abdinghof, verkoos en aldaar zijne professie deed. Deze abdij had uitgestrekte bezittingen op de Veluwe; een hof en pastorijen te Putten en Voorthuizen en een huis te Deventer. Na eenige jaren in het klooster te hebben verbleven, werd hij als cellier of bestuurder van den uithof Putten aangesteld 1519 tot 1541. Waarschijnlijk was hij tevens pastoor te Voorthuizen. Na den dood van den abt Theodoricus, oud-pastoor van Putten, werd Arnoldus in zijn plaats gekozen om de abdij te besturen 16 Aug. 1541. Hij was een der grootste abten der abdij Abdinghof door al de werken, die hij ondernam, vooral door het voorbeeld van zijn heilig leven en voorzichtig en wijs beleid, zoodat hij als het licht van het klooster en geheel de orde geprezen wordt. Toen hij door hoogen ouderdom en door verzwakking was uitgeput, deed hij afstand van het bestuur der abdij, 26 Jan. 1557. Hij trok zich terug op een uithof der abdij, Goseke, waar hij plotseling, doch niet onvoorziens, overleed, betreurd door zijne bedroefde medebroeders.
Zie: Ant. Matthaeus, Veteris aevi analecta (Hag. Com. 1738) III, 526-529; J.B. Greve Geschichte der Bened. Abtei Abdinghof in Paderborn. (Pad. 1894); Archief Aartsbisd. Utrecht XL (1914) 318.
Fruytier