ging op tot uitgaven der bronnen voor onze zestiende-eeuwsche kerkgeschiedenis. Tot 1885 heeft die vereeniging bestaan en zeer veel gepubliceerd. Van Toorenenbergen gaf in haar Werken uit: Stukken betreffende de diaconie der vreemdelingen (Ie serie 2); Handelingen van den kerkeraad der geheime Nederlandsche Hervormde gemeente te Keulen, 1571-1579 (Ie serie 3; met H.Q. Janssen); Acten van de colloquia der Nederlandsche gemeenten van Engeland, 1575-1609 (IIe serie 1); Acten der classikale en synodale vergaderingen der verstrooide gemeenten in het land van Cleef, sticht van Keulen en Aken, 1571-1589 (IIe serie 2; met H.Q. Janssen); Geschiedenissen ende handelingen die voornemelick aengaen de Nederduytsche natie ende gemeynten wonende in Engeland ende int bysonder tot Londen, door Symeon Ruytinck, en vervolgd door Caesar Calandrinus en Aemilius van Culenborgh (IIIe serie 1); Brieven uit onderscheidene kerkelijke archieven verzameld (IIe serie 2, 4, 5; met H.Q. Janssen). In nauw verband met die uitgaven stond de groote en belangrijke
publicatie van Philips van Marnix Godsdienstige en kerkelijke geschriften, voor het eerst in herdruk uitgegeven met historische inleiding en taalkundige opheldering. ('s Gravenhage 1871-1878, 3 dln.). Naarmate later nog meer stukken van en over Marnix werden gevonden, publiceerde van Toorenenbergen nog Varia ('s Gravenhage 1891) en Marnixiana anonyma. Nieuwe verscheidenheden uit en over zijn nalatenschap ('s Gravenhage 1903). Bij gelegenheid der herinneringsfeesten van 1872 gaf hij een bundeltje Vaderlandsche Herinneringen, 1566-1572 (Rotterdam 1872) uit.
Als waardeering van zijn verdiensten voor de wetenschap kende de senaat der Utrechtsche universiteit den 7 Febr. 1878 van Toorenenbergen de waardigheid van doctor in de godgeleerdheid honoris causa toe. Het volgende jaar werd hij benoemd aan de universiteit van Amsterdam als opvolger van Moll. Den 26. Jan. 1880 aanvaardde hij zijn hoogleeraarsambt met een oratie over Het wetenschappelijk karakter der geschiedenis van het Christendom (Amst. 1880). Zijn ambt werd in de eerste jaren zeer verzwaard, doordat eerst in 1882 de kerkelijke hoogleeraren werden benoemd en hun taak goeddeels voor zijn rekening kwam.
Ook tijdens zijn professoraat heeft van Toorenenbergen nog allerlei uitgegeven. Op historisch-bibliographisch gebied gaf hij uit Het oudste Nederlandsche verboden boek. 1523. Oeconomica Christiana. Summa der godliker schrifturen (Leiden 1882). Daarnaast trok de exegese van het Nieuwe Testament meer en meer zijn aandacht, waarbij hij zich vooral bij Delitzsch aansloot. In tal van tijdschriften schreef hij studiën en recensiën. Daarnaast was hij ijverig werkzaam op kerkelijk gebied; hij deed zich kennen als een beslist vijand van dr. Kuyper en de doleantie. Van groote beteekenis was zijn invloed in het Nederlandsch Bijbelgenootschap, dat daardoor geheel nieuwe banen opging. Ook voor de zending bleef hij zeer veel gevoelen en werken; hij gaf studiën in het Nederlandsch Zendingstijdschrift. In 1892 werd hij emeritus. Van Toorenenbergen huwde 5 Dec. 1844 te Amsterdam met Elise Marie Petronella Schuyt van Castricum.
Zie: Amsterdamsche studentenalmanak voor 1905 47 vlg.; Levensberichten Letterkunde, 1905/6, 133 vlg.
Brugmans