waarin hij uitmuntte. Daarna vertrok hij naar Sicilië, waar zijn beschermer Jan Carondelet, aartsbisschop was van Palermo. Hij klom aldaar op tot vicaris-generaal en behield deze waardigheid ook na den dood van den aartsbisschop, Jan Carondelet, overl. te Mechelen 7 Feb. 1544. 1547 bekwam hij den post van proost van O.L. Vrouwe te Brugge en keerde naar Vlaanderen terug. Hij volgde een tijd het hof van Keizer Karel V en van Philips II, die hem tot aalmoezenier, hofkapelaan en raadsheer hadden gekozen op aanbeveling van den Paus. Als datum van zijn dood wordt opgegeven door Beaucourt 23 Maart 1558. Het opschrift van zijn portret, dat bij zijn graf in de O.L. Vrouwe kerk naast het hoogaltaar werd opgehangen, meldt 23 Mei, zijn grafschrift, 27 Mei. Naar het portret bij zijn graf is het portret geschilderd, dat zich bevindt in de O.L. Vrouwe kerk te Brugge in de rij der proosten.
Zie: Beaucourt de Noortvelde, Description historique de l'église collegiale et paroissiale de Notre Dame à Bruges (Brug. 1773) 208, 217, 212; J. Gaillard, Inscriptions funéraires de l'église de N.D. 41; A. de Schrevel, Hist. du seminaire de Bruges I, 64, 194, II, 81.
Fruytier