testament, van 1756 dagteekenend, vermaakte hij alles aan eene te Haarlem gevestigde stichting, zetelend in zijn nagelaten woning in de Damstraat, voortaan Fundatiehuis van Teyler's Stichting geheeten, waaraan hij zijn vermogen legateerde. Volgens het testament werden daarbij twee genootschappen opgericht, het Godgeleerde en het Tweede (voor natuurwetenschap, geschiedenis, letteren en kunst) Genootschap, ieder uit zes leden bestaande. Deze genootschappen werden belast met het jaarlijksch uitschrijven van prijsvragen op haar gebied, waarvoor een gouden eerepenning van ƒ 400 waarde werd uitgeloofd. Het in 1885 zeer uitgebreide en in een statig gebouw aan het Spaarne gevestigde Museum en Laboratorium der stichting, waaraan o.a. de namen van van Marum, van Breda en Lorentz verbonden zijn, benevens een reeds 1756 door hem gesticht hofje, eerst gevestigd aan het Klein Heiligland, sedert 1786 aan den Kouden Hoorn te Haarlem, ten behoeve van 24 oude vrouwen, houden nog steeds de herinnering aan zijn edelmoedigheid levendig. Het geheel wordt bestuurd door vijf directeuren, bij bedanken of overlijden door de overblijvenden aangevuld; zij verkiezen de leden der beide genootschappen, gewoonlijk uit eene hun door de genootschappen zelf aangeboden voordracht. De Archives du Musée Teyler (sedert 1866), de Verhandelingen rakende den natuurlijken en geopenbaarden godsdienst (sedert 1781) en die van het Tweede genootschap (eveneens sedert 1781), benevens de nog steeds door de beide genootschappen uitgeschreven Prijsvragen, leggen getuigenis af van het voortduren der wetenschappelijke werkzaamheid dezer stichting tot op onzen tijd. Sedert 1903 verschijnt Teyler's Theologisch Tijdschrift. Bekend zijn de talrijke aanvallen, door
werkelijke of vermeende verwanten van den stichter op de stichting gedaan en leidende tot nog steeds onvruchtbaar gebleven proceduren. De stichting blijft wetenschap en kunst naar vermogen steunen en armoede lenigen.
Schilderijen door F. Dekker, T.H. Jelgersma. Beeldhouwwerk door C. Asselberg.
Zie over hem en zijn stichting: van der Ven, Origine et but de la fondation Teyler (Haarl. 1881); Craandijk in Eigen Haard 1885, 116 en van 't Hoff in Gids 1906, II, 338. Verder Voorrede op de Verhandeling van Teyler's Tweede Genootschap (Haarl. 1781).
Blok