Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5
(1921)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 899]
| |
werd reeds op 19-jarigen leeftijd conrector aan de latijnsche school te Harlingen. Daarna was hij als rector werkzaam te Zwolle, Oldenzaal, Bommel, Arnhem en Groningen, totdat hij in 1820 aan het hoofd kwam te staan van de Erasmiaansche school te Rotterdam, waar hij 24 Jan. van dat jaar zijn intreerede hield. In hetzelfde jaar schonk de groningsche hoogeschool hem honoris causa het doctoraat in de letteren. Hij was getrouwd met Bernhardina Visser en overleed te Rotterdam 18 Juli 1839. C.W. Opzoomer wijdde hem een Carmen elegiacum, uitgegeven te Rotterdam in 1839 bij H.W. van Harderwijk. Zijn portret is in 1840 door van Hove in steen gebracht en, gedrukt bij H.J. Backer, door H.A. Kramers uitgegeven. Van zijn geschriften noemen wij zijn verhandeling Over de beste leerwijze op de Latijnsche scholen, in 1818 door de Hollandsche Maatschappij van wetenschappen met zilver bekroond, verder een oratie De opt. Graec. et Lat. linguae docendi ratione Gron. 1827, Heroïdes van Ovidius, Leiden 1828, Het vierde boek van de Aeneas en zijn opstel in de Konst- en Letterbode 1839, 437, waarin hij zich verdedigde tegen den aanval van den duitschen hoogleeraar Dr. Friedrich Wilhelm Thiersch op zijne wijze van Homerus te behandelen. De titel van zijn Rotterdamsche intreerede luidt: Redevoering over den zeer grooten dienst door Desiderius Erasmus aan de jongelingen van zijnen leeftijd bewezen door het schrijven van zijne gemeenzame gesprekken. Prent door H. van Hove Bzn. Zie over hem: Handelingen van de Maatsch. van Ned. Letterk. te Leiden 1840 en J.B. Kan Geschiedenis van het Erasmiaansche gymnasium bl. 94, Rotterdam, Nijgh en van Ditmar 1876. Wiersum |
|