ruimsten zin. Hij gaat te keer tegen al de misbruiken van zijn tijd en omgeving en ziet er de oorzaken in van de slechte toestanden in land en kerk. (Vgl. o.a. Zions Basuyne, bibliogr. no. 14. Zephaniae Waerschouwinghe’ no, 26 e.a.). Hij schrijft tegen overdadige weelde in kleeren: Spieghel der Zedicheit (no. 8) tegen kermissen in zijn: Gesonde bitterheyt, (no. 32). Er is een geschrift tegen het Begapen der Afgoden ende Afgodische dienst der Papisten .... bij occasie van den stilstant der wapenen (no. 3 en 4).
In zijn Den Christelijken Leytsman (no. 6) bepleit hij het instellen van bid- en vastendagen. En wat vooral niet mag vergeten worden, hij is de eerste die ten onzent is opgekomen voor de puriteinsche viering van den Sabbath. Zijn boek hierover De Rusttijdt (No. 20) lokte al dadelijk bestrijding uit o.a. van Jac. Burs: Threnos of Weeclaghe (1627), waarop Voetius, toen nog predikant te Heusden, 't opneemt voor T. in zijn eerstelingsgeschrift: Lacrymae Crocodili abstersae (1627).
Dit is eigenlijk het begin van den beruchten Sabbathstrijd en een der vele schakels die T. met Voetius verbinden. Dat T. in veel opzichten zeer dicht bij de Utrechters staat, blijkt o.a. uit de vele uitspraken over T. van Voetius zelf. Ook Amesius spreekt in de opdracht aan de Staten van Zeeland die hij schreef voor zijn bekend werk De conscientia met veel lof over hem.
Dat de beweging, ten onzent door T., Amesius en Voetius vertegenwoordigd, verwant is met de Engelsche puriteinen is duidelijk: Amesius is zelf Engelschman en leerling van Perkins te Cambridge.
Wat T. betreft, over zijn verblijf in Engeland spraken wij reeds. Hij is er in aanraking geweest met en onder den invloed gekomen van puriteinen als John Dod in Cambridge en Arthur Hildersum in Ashby-de-la-Zouch. Typisch is dat zijn eerste litterair werk 'n drietal vertalingen van Engelsche werken van Wathely en Perkins zijn.
Er zou meer in deze richting te noemen zijn, doch dit zij voldoende.
Verder dan verwantschap en persoonlijken invloed mogen wij evenwel niet gaan. Het Hollandsche Piëtisme is alleen te verstaan als product van eigen bodem.
Dat er nauw verband is met het Duitsche Piëtisme (dat evenwel pas een halve eeuw na T. ontstaat) is duidelijk, als we weten dat Labadie's La réformation de l'église par le pastorat als direct voorbeeld heeft gediend voor Spener's Pia desideria (1675) en Francke's Definitio studii theologici (1708) alsmede voor diens Idéa studiosi theologiae (1712) Labadie, die met T. nauw verwant is, en ook ± 50 jaar na hem in dezelfde stad is werkzaam geweest en zijn volgelingen heeft gehad.
T.'s persoonlijke vroomheid, waarin wij natuurlijk de verklaring te zoeken hebben van zijn houding tegenover de buitenwereld zooals wij die boven schetsten, vinden wij 't duidelijkst terug in de werken uit de laatste periode van zijn leven, in het bijzonder: Sleutel der Devotie (Engelb. a.b. no. 29) Het nieuwe Jeruzalem (no. 48) Soliloquium ofte alleensprake eens Sondaers (no. 49) Zie verder o.a. De Clachte Pauli over sijn natuerlijcke verdorventheijt (no. 10) en Liefdedwangh (no. 12).
Zijn vroomheid is zeer sterk mystiek gekleurd. Haar hoogtepunt is de vereeniging der menschelijke ziel met Christus. De manier waarop deze beschreven wordt, doet zeer sterk denken aan