[Taling, Adrianus Jansz.]
TALING (Adrianus Jansz.) werd te Leiden als predikant aangesteld 5 Nov. 1573 op ƒ 200 en vrije woning. Toen de magistraat tijdens het beleg het, reeds vroeger uit het stijve perkament van oude misboeken gemaakte, papieren geld in omloop bracht, waarop als randschrift voorkwam ‘Haec libertatis ergo’, wekte dit 's mans ergernis. Hij voer van den kansel tegen burgemeesteren uit, die hadden moeten zeggen ‘Haec religionis ergo’, en zijne woorden gingen zóó hoog dat Jan van Hout, naast van der Werff in het heerengestoelte zittende, een geladen pistool uit zijn zak trok en zeide: ‘Wil ik hem er aflichten?’, wat de burgemeester echter belette. Hij moet gedurende het tweede beleg voor een tijd of voor goed de stad verlaten hebben, want ter synode van Dordrecht is 15 Juni 1574 sprake van Hadrianus Jansz., ‘dienaer te Leiden, nu te Delft sijnde.’ Onder de predikanten dier stad komt hij echter niet voor. Men bestemde hem eerst voor Gouda, maar zag daarvan af, daar die van ter Gouw een anderen wilden. Daarna voor Gorinchem, doch ook daar komt hij niet voor als dienaar der gemeente. Wel vindt men te Mijnsheerenland een predikant van zijn naam.
Zie: Gerechtsdagboek op 5 Nov. 1573, fol. 137r vlg. (ms. Leidsch archief); Prinsen, Jan van Hout, 48 vlg.; Blok, Holl. stad III, 49 (die ‘Teling’ spelt); Brandt, Reformatie, I 554; Acta Prov. Syn. uitg. Reitsma en van Veen II, 139, 144, 147, 149, 154.
L. Knappert