[Sterling, Mr. Jacobus Johannes Uytwerf]
STERLING (Mr. Jacobus Johannes Uytwerf), zoon van Johannes Uytwerf Sterling en Adriana Jacoba Swemer, werd den 4en Augustus 1790 te Dordrecht geboren, waar zijn vader lid der Schepenbank was. De jonge Sterling studeerde, na volbrachte voorbereiding aan de Latijnsche school te Dordrecht, aan het Amsterdamsche Athenaeum in de rechten. Vooral volgde hij de lessen der toenmaals bekende hoogleeraren Cras en Kemper. Den laatste volgde hij naar Leiden, waar hij den 27en Mei 1809 promoveerde op een verhandeling De furtis.
Sterling vestigde zich na zijn promotie als advocaat en procureur te Amsterdam; in 1821 ging hij over naar de rechtelijke macht, in 1838 naar het Openbaar Ministerie, en in 1841 volgde zijn benoeming tot Procureur-Crimineel. Als zoodanig is hij den 15en Mei 1853 te Amsterdam overleden. Hij was gehuwd met M.J. Ameshof, uit welk huwelijk een zoon en een dochter geboren werden.
Sterling heeft zich druk bewogen in het openbare leven; hij vervulde o.a., op verscheiden tijdstippen, het lidmaatschap der Tweede Kamer, der Provinciale Staten van Noord-Holland, van den Amsterdamschen Gemeenteraad, van het College van Curatoren van het Athenaeum Illustre, van het Hoofdbestuur van het ‘Nut van 't Algemeen’, enz. Ook op wetenschappelijk gebied bewoog hij zich, getuige een aantal verhandelingen over juridische aangelegenheden, en zijn medewerking aan de: Aanmerkingen op het Ontwerp van het Wetboek van Strafvordering voor het Koningrijk der Nederlanden, in samenwerking met F.A. van Hall, C.A. den Tex en J. van Hall. In 1826 werd hij gekozen tot lid der Maatschappij van Letterkunde, in 1834 werd hij Ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw.
Sterling behoorde tot de opkomende liberale partij, zonder echter een fel partijman te zijn. Hij werkte in 1848 krachtig mede tot handhaving der openbare orde. Overigens was hij een voorstander van het cellulaire gevangenisstelsel, waartoe hij in Amsterdam de eerste reglementen ontwierp.