[Steger, Cornelius Anthonius]
STEGER (Cornelius Anthonius), directeur van den stenographischen dienst bij de Staten-Generaal, geb. te 's Gravenhage 30 Nov. 1827, overl. ald. 24 Mei 1904. Zijn ouders waren Nicolaas Steger en Maria Jacoba van Lanthen. Hij bezocht het gymnasium te Katwijk a.d. Rijn en was daarna op een procureurskantoor in den Haag werkzaam, dat hij weldra verliet voor een betrekking bij de griffie van de arrondiss. rechtbank aldaar. Later veranderde hij van carrière en bekwam hij een plaats bij de redactie der Nederl. Staatscourant, onder voorwaarde dat hij zich op de beoefening der stenographie of snelschrijfkunst zou toeleggen. Tetar van Elven (zie dat artikel) werd hierin zijn leermeester. In 1849 legde Steger zijn eerste proeven van welgeslaagde stenographie af en weldra ontving hij een aanstelling bij den stenographischen dienst op 't Binnenhof. Reeds in 1852 werd hij tot eerste stenograaf bij die inrichting benoemd. Om te doen zien met welk een ijver hij zich in deze kunst geoefend had, diene dat hij van 1849 tot 51 de 22 deelen der Vaderlandsche Historie van Wagenaar heeft gestenographeerd. In 1886, bij den dood van Noordziek (IV, 1033), werd Steger diens opvolger als directeur bij den stenographischen dienst der Staten-Generaal, welke betrekking hij tot 1901 heeft bekleed. In 1889 had hij het 40-jarig feest van zijn ambtelijken dienst gevierd; tien jaar later herdacht hij zijn 50-jarige ambtsvervulling als stenograaf. Bij beide gelegenheden ontving hij talrijke blijken van hulde en belangstelling.
Steger heeft menige verbetering in het bestaande stelsel der stenographie aangebracht. Hij schreef: De stenographie in Nederland (1859); Handleiding tot de kennis der Nederl. stenographie (1867; 3de dr. 1899); Geschiedenis der snelschrijfkunst (1878; 2de dr. 1888). In De Gids van Aug. 1889 vindt men een opstel van zijne hand De openbaarmaking van de handelingen der Staten-generaal.
Zie: Joh. Gram in Eigen Haard 1889, 70; Hollandsche Revue 1899 (IV), 108 (met portr.); Mr. Antonio, Nieuwe Schetsen uit de Tweede Kamer (1905), 141 e.v.
Zuidema