[Sepp, Jan Christiaan]
SEPP (Jan Christiaan), geb. te Amsterdam 8 Nov. 1739, overl. aldaar 29 Nov. 1811; hij was de oudste zoon van Christiaan S. (1) bovengenoemd en wordt in onderstaand werk van A.C. Kruseman als de grondlegger der firma J.E. Sepp en zoon aangemerkt. Reeds op jeugdigen leeftijd toonde hij veel lust en aanleg zoowel voor het boekverkoopersbedrijf als voor de entomologie en andere natuurwetenschappen. Met zijn vader verzamelde hij een groot aantal insecten. Ook hanteerde hij met veel vaardigheid het microscoop, het penseel en de graveernaald, zoodat hij onder zijn collega's in het binnen- en buitenland zeer gezien was. Hij zette het beroemde werk zijns vaders over de Insecten voort. Daarnaast gaf hij uit: De Nederlandsche Vogelen door Nozeman en Houttuyn, met platen van Sepp zelf (5 dln.; prijs circa ƒ 500); Flora Batava door prof. Jan Kops, voortgezet door prof. Miquel e.a. (10 dln., rijk geïllustreerd met circa 800 platen; prijs ƒ 420; wordt nog in onzen tijd voortgezet); Nederlandsche kapellen door J.C. Sepp (6 dln., met 300 gekleurde platen; prijs ƒ 310); Uitlandsche vogelen door Edwards en Catesby (9 dln., met 470 platen; prijs ƒ 280); Uitlandsche kapelten door Cramer (4 dln., met 288 gekleurde platen; prijs ƒ 220); Surinaamsche vlinders (30 afl. met 150 gekleurde platen; prijs ƒ 150); Knorr, Zeldzaamheden der Natuur; Stoll, Zabel- en Treksprinkhanen; Philips, Perspectief- of Doorzichtkunde enz.
In 1777 richtte J.C. Sepp met C. Wirtz en anderen te Amsterdam de bekende Maatschappij ‘Felix Meritis’ op. In 1781 werd hij door de doopsgezinde gemeente ‘der Oude Vlamingen’ te Amsterdam tot haar voorganger gekozen, zoodat J.C. Sepp behalve boekverkooper ook godsdienstleeraar was.
In 1773 nam J.C. Sepp zijn zoon Jan als deelgenoot in zijn zaak op zoodat deze voortaan gedreven werd onder de firma J.C. Sepp en Zoon. Als belangrijke uitgaven dezer firma moeten nog genoemd worden: verschillende Land- en Zeekaarten, alsmede een werk: Bijdragen van Buitenlandsche godgeleerden.
J.C. Sepp was tweemaal gehuwd: 1e met Sara Focking, 2e met Wichertje Wichersdruijs. Uit het eerste huwelijk had hij drie, uit het tweede elf kinderen.
Zie: Alg. Konst- en Letterbode 1812, I, 3 en Kruseman, Bouwstoffen Ned. Boekh. II, 339.
Zuidema