[Rosemondt, Godschalk Roesmont]
ROSEMONDT (Godschalk Roesmont), geb. te Eindhoven omstreeks 1480, uit een gegoede familie, overl. te Leuven 5 Dec. 1526, studeerde aldaar in de pedagogie de Valk, toen hij bij de promotie der philosophie 1502 de derde plaats behaalde. Bij het begin zijner godgeleerde studie ging hij in het college van den H. Geest wonen, maar werd spoedig teruggeroepen naar de Valk om de philosophie te onderwijzen. 1509 werd hij aanvaard in den raad der universiteit. Nog slechts licenciaat werd hij opgenomen in het ‘stricte college’ der faculteit der theologie 1 Oct. 1515, nadat hij de kanunnikdij verkreeg afgestaan door den professor Crabbe. Het volgend jaar behaalde hij den doctorstitel en 1520 werd hij tot rector der universiteit gekozen en als zoodanig verwelkomde hij den Keizer bij zijn bezoek aan Leuven. De uitvoerders van het testament van paus Adrianus VI benoemden hem 8 Nov. 1524 tot president van het college, opgericht in het huis van den overleden paus, die zijn raadsman was geweest. Hij bestuurde het tot zijn dood. Tevens was hij bestuurder der zusters van het leuvensche gasthuis, waar hij begraven werd. Zijn grafschrift, thans verdwenen, is vermeld bij Paquot, Biogr. Nat. en Grand Théatre Sacré de Brab. I, 131-132. Hij stond bekend als een welsprekend prediker. Tot onderrichting en stichting gaf hij een zevental volksboekjes uit in de nederlandsche taal, meermalen herdrukt. Dr. de Vreese geeft een nauwkeurige en uitgebreide lijst van deze werkjes in Biogr. Nat. Een latijnsch werkje van Rosemondt Confessionale behelst gewaagde stellingen over de excommunicatio latae sententiae, later weerlegd door paus Benedictus XIV. Zijne werkjes trokken niet alleen de aandacht van de bibliografen,
Miraeus, Valerius, Andreas, Foppens, le Long, Moes, Amsterdamsche Boekdrukkers, Nijhoff, Bibliographie de la Typogr. Néerl. 1500-1540, maar ook van andere schrijvers zooals A. Troelstra, De toestand der catechese in Nederland gedurende de voor-reformatische ceuw (Gron. 1901); D.C. Tinbergen, Des Coninx Summe (Gron. 1900) 156-160, 181; Pijper, Gesch. der Boete en Biecht in de Christelijke Kerk (Haag 1908) II, 311-316.
7 Nov. 1519 veroordeelde de theologische faculteit, waaronder Rosemondt, verschillende stellingen van Luther. Als tegenstander haalde hij zich den haat van diens volgelingen op den hals. Rosemondt trad meermalen op als inquisiteur; met R. Tapper en Nic. Coppyn werd hij naar den Haag gezonden om het vonnis over Pistorius uit te spreken. Bij het verhoor zou hij zich volgens het verhaal van Gnapheus met een belachelijke goedmoedigheid aangesteld hebben (P. Fredericq, Corpus Inquisitionis IV, 406). Tegelijk met Luther werd ook Erasmus hevig aangevallen door de leuvensche professoren, vooral door Egmondanus. Driemaal beriep de humanist zich op den rector Rosemondt. Een onderhoud ten huize van Rosemondt tusschen Erasmus en Egmondanus, opdat deze met zijne aanvallen zou ophouden, bleef zonder gevolg. Een drietal brieven van Erasmus aan Rosemondt zijn uitgegeven. Toen hij den dood van Rosemondt bekend maakte aan Joh. de Lasco, schreef deze ‘fuit vir melior quam pro vulgari sorte theologorum.’
Rosemondt liet bij zijn vroegtijdigen dood studiebeurzen na aan het Groot-kollege, het Paus-kollege en een gift aan het leuvensche gasthuis.