[Poppius, Eduard]
POPPIUS (Eduard), geb. te Enkhuizen 1576 of 1577, gest. 9 Maart 1624 in de gevangenis op Loevestein, bekend Remonstrantsch predikant, medewerker van Joh. Wtenbogaert bij de oprichting van de Remonstrantsche Broederschap; was reeds op de vergadering van 14 Jan. 1610 aanwezig. Kweekeling van het Staten-collegie te Leiden; proponent en predikant te Amstelveen (1599-1607) en te Gouda (tot 1619), geciteerde ter Synode te Dordrecht. De noordholl. synode van 1603 benoemde hem om op te treden tegen Ad. Venator. Zie over de bezwaren van P. Plancius tegen hem bij Schokking t.a.p. Rogge teekent hem (t.a.p.) als medeoprichter van de ‘Sociëteijt’; ook Tideman. De Goudsche Catechismus komt ter sprake op de zuidholl. synode van Oct. 1608. Als ‘geciteerde’ is hij 24 April 1619 ontslagen; zijn ambtgenoot Herboldus Thombergen wordt door de zuidholl. synode van Juli 1619 afgezet.
Bekend zijn zijne werken: De enge poorte ofte predieatien ... reeds te Gouda verschenen en in 1648 te Haarlem herdrukt. Ter verdediging tegen Trigland die hem had aangevallen in Cracht der godsaligheyt, verscheen (eerst na zijn dood): De cragteloosheyt der godsaligheyt ... (1632), De cragt der gosaligheyt vermorst ... (1632) en De ware religie ofte de verwarde ... religie Jac. Triglandii (1634). Andere, meer stichtelijke, werken vermeldt Glasius, aan te vullen met no. 3300 en 4910 door Doornick aangegeven, met de ‘Gebeden van Eduard Poppius’ door B. Tideman nog in 1897 gevonden, en met enkele brieven aan Joh. Wtenbogaert.
Wtenbogaert betreurde zijn dood zeer en verhaalt bijzonderheden van zijne begrafenis te Gorcum. Hij liet eene weduwe na.
Prenten door W.J. Delff, P. Sluiter en G. Vertue.
Zie: B. Glasius, Godgel. Nederl. ('s Hert. 1856), III, 116-119; J. Tideman, De Stichting der Remonstr. Broederschap (Amst. 1871/72), I en II, zie het register achter II, aan te vullen met I 158-160; H.C. Rogge, Joh. Wtenbogaert (Amst. 1874/76) II, 21, 72, 333-335, 378, 415, 509; III, 6, 90; J.I. van Doorninck, Bibl. van Ned. Anonymen en Pseudonymen ('s Gravenh. en Utr. 1870), register; Reitsma en van Veen, Acta I, 325, 340; III, 282 v.; H.C. Rogge, Brieven enz. van Joh. Wtenbogaert I en II (Utr. 1870/71), no. 176, 206, 280; Praest. ac erudit. virorum epistolae eccles. et theol. (Amst. 1704), ep. 271; B. Tideman, Biogr. Naaml. (Amst. 1905), 88 en register; Kerkel. Handb. 1907, Bijl. 116; 1908, Bijl. 100; Archief voor Ned. Kerkgesch. VI (1897), 158-160; H. Schokking De leertucht enz. (Amst. 1902), 238 v., 290 v.; G.D.J. Schotel, De academie te Leiden (Haarl. 1875), 30; A.C. Duker, Gisb. Voetius I, 295.
Knipscheer