bleef kinderloos. Tot 1787 woonde hij in de Latijnsche-Schoolstraat te Middelburg. In dit jaar werd zijn huis overgenomen door zijn broeder Johan Adriaan om er het Middelburgsch Departement van het Zeeuwsch Genootschap en andere vereenigingen in te vestigen. Van de Perre verhuisde toen naar de Balans. In 1755 erfde hij de heerlijkheid Westkapelle van zijn oom Martinus Johan Veth, die den 24en Oct. van dat jaar overleed. Schepen te Middelburg was hij in de jaren 1769-1773, 1775-77, 1781-83, 1788-89, 1791-1792, 1794-95, raad in 1771-72, 1774-75, 1777-81, 1783-87, 1789-90, 1792-93, burgemeester in 1790-91, 1793-94. Tijdens de revolutie van 1795 werd van de Perre in de vergadering der burgers van 16 Februari tot schepen gekozen. Voorzitter van het reeds eerder gevormde burgercomité was de gewezen huisprediker van van de Perre's broeder, J.H. van der Palm. In diens handen hadden thans de leden der nieuwe stadsregeering den eed af te leggen, die aldus luidde: ‘Ik beloove en zweere den Post, mij door de burgerij opgedragen, overeenkomstig desselfs aart getrouwelijk te zullen waarnemen’. De heeren van de Perre en Lantsheer verzochten den eed te mogen afleggen in handen van den eersten burgemeester, als het hoofd der wettige vertegenwoordigers van de burgerij. Deze concessie kon hun echter niet worden gedaan. - In de latere municipaliteit heeft van de Perre geen plaats bekleed.
Het bezit van de heerlijkheid Westkapelle heeft van de Perre veel moeilijkheden en verdriet gebaard. Zoo gaf de invoering der nieuwe psalmberijming in 1775 aanleiding tot onaangenaamheden, die eerst in 1787 eindigden en aan het gezag van den heer onherstelbaren afbreuk bezorgden. Op den 12en Maart 1795 werd te West-Kapelle de vrijheidsboom geplant en op dienzelfden dag gaf een commissie uit de municipaliteit aan den heer te kennen, ‘dat de burgerij niet meer van hem gediend wenschte te zijn’. Den 25en Mei 1799 deed de Landsregeering te Westkapelle publiceeren, dat het leenrecht vervallen verklaard was. Van de Perre had de heerlijkheid toen reeds verlaten en vertoefde op Duinvliet bij Domburg. Hij heeft vermoedelijk Westkapelle niet weergezien.
Zie: Baart, Westkapelle, hare bevolking, Westkapelsche dijk (1889), 82 vlg.; Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen, II (1893), 378 vlg.; Kesteloo, De stadsrekeningen van Middelburg, IX (1902), 10, 54, 64, 94; Nijk, Iets over Johannes Henricus van der Palm (1763-1840) gedurende zijn verblijf te Middelburg (1788-1796), in: Archief, uitgegeven door het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 1917, 63 vlg.
Meerkamp van Embden