lukkigen veldslag bij Auerstädt (14 Oct. 1806), en met wien hij door de capitulatie van Ratkau (bij Lübeck) krijgsgevangen werd (7 Nov. 1806). Met zijn generaal werd hij 20 April 1807 tegen den franschen generaal Victor uitgewisseld. Hij bleef in het pruisische leger dienen tot hij 10 Mei 1811, nu in den rang van majoor, opnieuw ‘honorable demissie’ verkreeg.
Waar hij zich heeft opgehouden van 1811-1815 is niet bekend; doch volgens zijn stamboek trad hij 5 Febr. 1815 in nederlandschen krijgsdienst als luitenant-kolonel en adjudant des konings; 18 April 1820 werd hij bevorderd tot 2en kolonel en commandant van het reg. hussaren No. 8 (de oorspronkelijke belgische hussaren), 27 Aug. 1820 tot kolonel en 16 Aug. 1829 tot generaal majoor, provinciaal commandant van Noord- Holland, in welke betrekking hij 1 Jan. 1841 werd gepensionneerd met den rang van luitenant-generaal, nadat hij 6 October 1840 was benoemd tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw.
Bij Kon. besluit van 8 Juli 1815 No. 16 (d.i. het 2e besluit van benoemingen in die orde) werd hem het ridderkruis 4e klasse der Militaire Willemsorde toegekend, en in zijn stamboek staat bijgeschreven: ‘1815 bij Waterloo’. Den 18den Juni 1815 was hij evenwel adjudant des konings, dus niet bij een korps ingedeeld, en zijn naam wordt niet aangetroffen bij een der staven van het veldleger, noch in een der beschrijvingen van den slag bij Waterloo, als van iemand die zich bijzonder zou onderscheiden hebben. Bij genoemd besluit zijn evenwel ook anderen in de Militaire Willemsorde opgenomen, die aan de krijgsverrichtingen in de Zuidelijke Nederlanden geen deel namen, maar op grond van vroeger bewezen diensten daarvoor naar Zijner Majesteits gevoelen in aanmerking kwamen (Sabron, De Militaire Willemsorde, 106). Hier is te denken aan totnogtoe niet bekende diensten, door hem wellicht in 1813 bewezen, of in zijne hoedanigheid als adjudant des konings, in welke betrekking hij met den vorst zal hebben gewerkt aan de samenstelling en de uitrusting van het leger, dat bij Waterloo medewerkte aan het behalen der overwinning op Napoleon's krijgsscharen.
Hij was in 1801 in het huwelijk getreden met Johanna Frederica Trip, dochter van Johan en Anna Maria Schuyt van Castricum, die kinderloos overleed. Daarna hertrouwde hij met Alida Maria van Rest, uit welk huwelijk een zijner zonen, Leonard de P., die evenals zijn vader de militaire loopbaan koos, in 1851 in Indië tot 2en luitenant werd aangesteld, in 1854 overging bij het leger hier te lande en in 1885 als luitenant-kolonel van de cavalerie wegens ziekte werd gepensionneerd. Deze overleed in 1892, en met hem stierf die tak der familie de P. uit.
Zie: J. van der Baan, Wolfaartsdijk geschetst als eiland en ambachtsheerlijkheid (Goes 1866), 578; J.C. Wilbrenninck, Chronologische lijst van H.H. Officieren der cavalerie van het Nederlandsche leger (1898, niet in den handel), Nos. 79 en 908; verder samengesteld met behulp van een extract-stamboek.
Koolemans Beijnen