van den overledene, het testament, dat reeds 5 Maart, verzegeld, in het senaatsarchief was gedeponeerd. Het uit voerig en zeer belangwekkend document, thans in Molhuysen's Bronnen afgedrukt, benoemt tot erfgenamen genoemden Gerhard, toen nog te Groot-Ammers en zijne bij hem inwonende zuster Aleida (want de erflater was ongehuwd). Bij hun overlijden zonder wettige ‘lijfferven’ erven voor de eene helft prof. Joh. Conr. Rungius te Harderwijk, voor de andere de zonen van Anton, zoon van Johannes Henricus (broeder van Antonius (1)) of, zoo er geen zonen zijn, dan zal erven Ds. Ermanius, predt. in de graafschap Lippe en schoonzoon van genoemden Johannes Henricus. Hij legateert aan de Universiteit te Leiden ƒ 20.000, uit de renten waarvan jaarlijks ƒ 300 zal gegeven worden aan een student in de classieke letteren, wiens studieplan het testament dan voorts nauwkeurig omschrijft, terwijl de overige renten zullen strekken tot aankoop van zeldzame classieke boeken en handschriften. Hij vermaakt al verder aan de bibliotheek een goed deel, weder nauwkeurig omschreven, van zijne boekerij, gedenkt zijne dienstboden, de studenten, die zijn lijk zullen dragen, bestemt voor zijn lijkredenaar, prof. Schultingius, de Bibliotheca Vindobonensis van Lambecius en wil dat Boerhaave, die nooit voor zijne visites iets wenschte aan te nemen, ƒ 1000 uit den boedel zal ontvangen. Curatoren wezen 8 Mei 1715 den secretaris Gijs aan, om met den Rector ten sterfhuize des erflaters de geschonken boeken te catalogiseeren en sinds boogt de bibliotheek op het ‘Legatum Perizonianum’ met het door Carel de Moor geschilderd portret van den schenker. De eerste alumnus was Henr. Dreux. Vriemoet
geeft de lijst zijner werken.
Schilderijen: C. de Moor (Bihl. Leiden), H.v.d. Mey (Senaatskamer, Leiden). Prenten door L. Springer.
Zie: Vriemoet, Athen. Fris. 626-640; Ant. Schultingh, Oratio funebris 1715; F.G. Westhovius, Vita Jac. Perizonii vóór diens Orationes et Dissertationes, 1740; Molhuysen, Bronnen Gesch. Leidsche Univ. IV 112, 125, 131, 133, 148 vlg., 168, 188, 190, 194, 198, 235, 237, 242, 267, 272 vlgg. 275, 278, 137*-142* (het testament); dez., Gesch. Univ. Bibl. te Leiden 35, 38; Boeles, Friesl. Hoog. II 294-300.
L. Knappert