dersgilde te Utrecht. In 1745 huwde hij voor de 2e maal op 76-jarigen leeftijd. Zijne nalatenschap werd 23 Mei 1747 in den Haag verkocht. Zijne schilderijen bevinden zich in 's Gravenhage coll. v.d. Burgh, de Oost-Indiënvaarder, 1697; Schwerin, interieur 1740; Petrograd, coll. Semenov, stilleven; idem coll Rondsevitsch, interieur 1697; naar zijn ontwerpen graveerden J.v. Sibley en Et. Desroches het portret van Jean Baptiste de Boyer en maakte J. de Later een zwartekunstprent, de sterke Forsheyt.
Zie: A. Houbraken, De Groote Schouburgh der Nederl. Konstschilders etc. Amst. 1718-29 III. 89; J.C. Weyerman, De Levensbeschrijvingen der Ned. Kunstschilders IV, 391; J. van Gool, De nieuwe Schouburg der Nederlantsche Kunstschilders en schilderessen, 's Gravenh. 1750, I, 272; J. Immerzeel, Levens en werken der kunstschilders etc., Amst. 1857-64, IV, 1262; G.K. Nagler, Neues allgem. Künstlerlexikon XI, 50; A.D. de Vries, Azn., Oud- Holland 1885 307; S. Muller Fz., De Utrechtsche Archieven, 166; G. Hoet, Catalogus of Naamlijst van schilderijen met derzelver prijzen etc. Haag 1752, I en II; P. Terwesten, Catalogus of naamlijst van schilderijen met derzelver prijzen sedert 27 Aug. 1752-21 Nov. 1768. Haag 1770; Cat. tentoonst. Utrecht 1894; Cat. Semenov, 1906; A.v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon II, 314; aant. Rijks Prentenkabinet E.W. Moes, afd. schilderijen.
J.M. Blok