wat ‘deselve best naer sijn wijsheijt ende discretie bevinden zou te behooren’, m.a.w. alle moeite aan te wenden om Paget voor Dordrecht te behouden. Paget was een geleerd man, bevriend met den vermaarden predikant Jacobus Borstius, die van hem getuigt: ‘'T is alleen de zedigheyt en klein gevoelen, die hem terug hebben gehouden, dat hij sig geen meer naems gemaeckt heeft, gelijck sij hem oock weerhielden, (zoo) dat hij het beroep van de Engelsche gemeente te Amsterdam afsloeg. Ik was hem een broeder en leefde met hem in zoo een vaste vriendschap, dat ze noit zelv niet na mijn (Borstius) vertrek na Rotterdam is vermindert, maer door brieven, bezoeck en aenspraeck onderhouden’. Omtrent het beroep naar Amsterdam komt evenwel in de resolutiën van den Oudraad niets voor. Hij beoefende de latijnsche dichtkunst, gelijk te zien is in het Belgium Gloriosum van Jacobus Lydius, blz. 5, en zijn Gratulatorium ad Illustr. et Nobilliss. D.D. Cornelium de Witt, dat afzonderlijk is uitgegeven. Dat hij een vriend en vereerder der de Witten was, blijkt niet alleen uit deze verzen, maar ook uit de vier kleine latijnsche gedichten op den gouden beker aan Mr. Cornelis de Witt in 1667 vereerd, te vinden in het tweede deel van het Zwart Toneelgordijn blz. 46.
Paget overleed te Dordrecht 18 Mei 1684, en werd in de Augustijnenkerk begraven. Hij testeerde 19 Oct. 1679 voor not. Adriaan Meynaert. Uit zijn testament blijkt, dat hij aan de armen der Hervormde gemeente en die zijner eigene legaten maakte, ook aan de weduwen der predikanten in de classis Dordrecht, en aan de arme huisgezinnen wonende binnen Roodley (Rothley) in Leicestershire, zijn geboorteplaats, de som van 20 ponden sterling; aan al zijn neven en nichten ieder 10 Engelsche schellingen, en aan al hunne kinderen ieder 5 tot een gedachtenis. Al zijn kleederen, huisraad, zilverwerk, enz. vermaakte hij voor de eene helft aan zijn neef John Paget, zoon van zijn broeder George Paget, of bij zijn vóóroverlijden aan zijn zuster Anna Paget, en voor de andere helft aan Dorothe Green, dochter van zijn zuster Dorothe Paget. Aan genoemde Dorothe Green kwam ook de gouden ring, aan hem vereerd, tot een gedachtenis van het overlijden van zijn cousin doctor Nathan Paget. Tot universeele erfgenamen benoemde hij de kinderen en verdere descendenten van zijn zuster Dorothe Paget, in leven huisvrouw van William Green, gewoond hebbende in Swithland in Leicestershire en die van zijn broeder George Paget, wonende in Rothley. Tot executeurs stelde hij Robert Gay, Engelsch koopman en Adriaen Besemer, pondgaarder te Dordrecht, en over zijn goederen in Engeland Johan Williams, predikant te Londen en zijn broeder George, of bij diens vóóroverlijden Thomas, broeder van Dr. Nathan Paget.
Zie: Schotel, Kerk. Dordr. I, 457-458; II, 217; Leven van Borstius vóór zijn predikdienst; Nav. I, 314; II, 141; Not. Archief Dordrecht, no. 236.
van Dalen