belast. 1545 werd hij tot priester gewijd en had den graad behaald van bachelier in de godgeleerdheid. 1544 was hij aangenomen in den raad der faculteit van de filosofie. Volgens Kuyl verliet hij Leuven 1560 om als kanunnik te gaan wonen te Tholen, waar hij later pastoor en deken werd. Uit enkele stukken uitgegeven door Hoynck van Papendrecht blijkt, dat Paschasius reeds deken was te Tholen 1551; hij had zonder de noodige volmacht goederen van het kapittel onteigend, waarop de magistraat van Tholen een aanklacht tegen hem indiende bij het Hof te Brussel, 1568. 1569 werd Joannes de Blaesere, raadsheer van Mechelen gezonden naar Tholen om de oude veete te doen vergeten zonder geheel te slagen. Deken Paschasius, vroeger in ongunst bij de regeering, kwam nu in aanzien volgens de briefwisseling van Viglius. Toen 1577 Tholen overging aan de Staten werd, nadat in de kerk geplunderd en gebeeldstormd was, de katholieke godsdienst verboden en de deken met de kanunniken verdreven, uitgezonderd Assuerus Jacobs. De deken Paschasius nam met de papieren en documenten de wijk naar Breda, waar hij een kanunnikdij bezat en plotseling overleed 1588. Bij testament van 1555 had hij al zijn goederen aan de arme studenten van het huis Standonk vermaakt, hij veranderde dit door een codicille in 1586 om uit zijne goederen en die van zijn broeder Henricus twaalf beurzen te stichten voor studenten van Gheel en bij gebrek aan dezen van Tholen, Schakerloo en Vosmeer.
Zie: Analectes Hist. Eccl. Belg. XXI (1888. 178; Val. Andreas, Fasti Academici (Lov.) 1650) 273; Kuyl, Gheel vermaerd (Antw. 1863) 392; Hoynck van Papendrecht, Analecta Belgica III, ii; 249-262.
Fruytier