[Onsenoort, Anthonius Gerardus van]
ONSENOORT (Anthonius Gerardus van) geboren 27 Oct. 1782, gest. te Utrecht 23 Dec. 1841. Hij werd opgevoed in een weeshuis, van waaruit hij tot meubelmaker werd opgeleid; daarna werd hij leerling bij J.A. van de Water, een wondarts en in 1804 assistent militairarts bij het hospitaal in den Haag.
Zijn levensloop was zeer avontuurlijk.
In 1806 werd hij tot lijfarts van den Gouverneur Generaal van Nederlandsch-Indië, Daendels, benoemd; het gelukte hem echter niet Indië te bereiken, daar zijn schip tot tweemaal toe door de Engelschen in bezit genomen werd. De tweede maal werd zijn schip, de Gelderland, 19 Mei 1808 door het Engelsch fregat, de Virginie, aangevallen, het verdedigde zich dapper, doch werd met 13 dooden en 43 gekwetsten buit gemaakt. Van Onsenoort behandelde de lijders onder het hevigst vuur, maar had daarna te Cork als krijgsgevangene een bitter lot. Eerst Febr. 1809 keerde hij in Holland terug, waar hij opnieuw militairarts werd. In 1811 was hij met het Fransche leger als chirurg in Portugal en Spanje. In den slag bij Salamanca verleende hij den gekwetsten maarschalk Marmont de eerste hulp.
In 1814 werd hij met de overige buitenlanders uit het Fransche leger ontslagen en keerde naar Holland terug. In 1815 na den slag van Waterloo werkte hij zoo verdienstelijk in het lazaret te Leuven, dat hij tot ridder in de orde van den rooden adelaar benoemd werd, op voordracht van Dr. Gräfe, chef van den pruisischen geneeskundigen dienst. In 1818 werd van Onsenoort aangesteld tot lector in de chirurgie en oogheelkunde aan het militair hospitaal te Leuven en tot lector in de oogheelkunde aan de Universiteit aldaar: hierdoor was hij de eerste universitaire docent in de oogheelkunde als zelfstandig studievak in de Nederlanden.
Bij de aanvaarding van zijn ambt sprak hij een rede uit over de geschiedenis der oogheelkunde. Van Onsenoort leidde te Leuven vele oogheelkundigen op, o.a. den bekenden Fl. Cunier; verschillende proefschriften werden hier onder zijne leiding bewerkt. Van 1822-27 was v. Onsenoort directeur van de militair-geneeskundige school te Utrecht.
In 1827 trad hij af en wijdde zich de laatste 14 jaren van zijn leven aan de praktijk en zijn geliefde wetenschappelijk werk. Toen de cholera van 1832 ook Utrecht teisterde, liet hij zich de armste wijk der stad toewijzen, ging daar tijdelijk wonen en wijdde zich met al zijne krachten aan de zieken, zonder eenige belooning te willen ontvangen. Door eene rheumatische aandoening, in het veld opgedaan, geplaagd. ging hij in zijne laatste jaren nog voort lijders aan huis te ontvangen, tot hij nog onverwachts bezweek.
Van Onsenoort schreef verschillende werken en verhandelingen, waarvan de voornaamste zijn:
Operatieve Heelkunde 1822-24. Geneeskundige Heelkunde 1825. De militaire chirurgie 1829. Verhandelingen over de grauwe staar, Amsterdam 1818. Bijdragen tot de geschiedenis der vorming van een kunstigen oogappel, Utrecht 1829. De kunst om de oogen wel te verplegen, Utrecht 1829. Geschiedenis der oogheelkunde, Utrecht 1838. Genees- en heelkundig handboek over de oogziekten en gebreken, Amsterdam 1839-40. Boven-