[Hermanszn, Wolphart]
HERMANSZN (Wolphart), van Bergh, te Delft woonachtig, vermoedelijk de natuurlijke zoon van Herman, Graaf van den Bergh, zoon van Willem, den zwager van Prins Willem I, ontving denkelijk zijne opleiding van R. Rzn le Canu (I kol. 561) te Amsterdam, waar ook twee zijner zusters door een pastoor zijn opgevoed.
Hij werd aangewezen tot admiraal over 5 schepen, die met de vloot van Jacob van Heemskerk (I kol. 1043) 23 April 1601 uitliep en in opdracht had, om voor twee gecombineerde Amsterdamsche (vóór) compagnieën in de Molukken handel te drijven. Een met afbeeldingen van dieren en met landverkenningen en kaartjes zeer goed verlucht M.S. Journaal, (gebonden in twee boeken), n.l. dat van het adm. schip ‘Gelderland’, is in het A.R.A. aanwezig. Na zich van Jacob van Heemskerk in den Atlantischen Oceaan afgescheiden te hebben, kwam W.H. 24 Dec. 1601 via Mauritius in Straat Soenda. Daar vernam hij, dat zich ter reede Bantam de groote Portug. vloot van Goa onder Andrea Furtado de Mendoça bevond; vermetel besloot hij deze schepen aan te tasten, wat in de laatste dagen van dat jaar met goeden uitslag geschiedde. Hij zeilde vervolgens naar Ternate en Banda, voldeed hier aan zijn last en sloot tevens het eerste contract met de Bandanezen, maar vernam dat de schepen van Furtado Ambon hadden afgeloopen uit weerwraak over de ondervonden nederlaag. W.H. kwam echter de Ambonezen niet ter hulpe, maar zeilde met zijne volgeladen schepen terug naar Bantam, waar hij, na Jacob van Heemskerk nog te Grissee ontmoet te hebben, 1 Aug. 1602 aankwam.
In de eerste helft van 1603 met drie zijner schepen in Nederland terug zijnde, wachtte hem daar een ontvangst, zooals hij zich die niet had voorgesteld. Zijne lastgevers beschuldigden hem, tegen zijn instructie gehandeld te hebben, door de Portug. vloot te bestrijden. Eerst in 1611 begon