ruim 30 jaren vervulde; eerst kort vóór zijn overlijden nam hij als zoodanig zijn ontslag.
Reeds spoedig werd Haitink vanwege het Departement van Koloniën belast met de keuringen van de bouwstoffen, bestemd voor de Nederlandsch-Indische Staatsspoorwegen.
In de vergadering van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs van 10 Nov. 1863 deed hij eene mededeeling over aan dat Departement geleverde linialen van gehard kaoetsjoek.
Als de eenige aan genoemd Departement werkzame technische ambtenaar werd Haitink betrokken in de grieven van T.J. Stieltjes tegen de wijze waarop de spoorwegaanleg op Java door den gouverneur-generaal Sloet van de Beele en de ambtenaren, in het bijzonder die te Batavia, was behandeld.
In de vergadering van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs van 14 Febr. 1865 was een brief van den hoofdingenieur dier maatschappij J.P. de Bordes ingekomen, die zeer scherp door Stieltjes werd beoordeeld. Haitink, die reeds eene brochure tot bestrijding van verschillende beweringen van Stieltjes had geschreven, waarin hij ook eene verklaring gaf van de door dezen aan de regeering toegeschreven vervalschingen in de stukken, verdedigde de verleende concessie op waardige wijze. Het bleek, dat veel van de eerst gemaakte fouten op zijn initiatief gewijzigd waren.
In de vergadering van genoemd lichaam van 12 Sept. 1865 was een brief van de Bordes ingekomen, waarin hij terecht weigerde, verantwoording af te leggen over de door zijne maatschappij gekozen en door de regeering goedgekeurde richting van den spoorweg. Het is later gebleken, dat de lijn, zooals Haitink voorspeld had, in afwijking van de meening van Stieltjes, zeer rentegevend was en is.
In 1878 werd Haitink benoemd tot chef van het toen opgerichte technisch bureau voor aanschaffing van materiaal voor Staatsspoorwegen in Nederlandsch Indië aan genoemd Departement. Later werd de werkzaamheid van dit technisch bureau ook uitgebreid tot andere takken van Rijksdienst in Nederlandsch Indië. Een ieder was steeds tevreden over de uitstekende wijze, waarop Haitink zich van zijn taak kweet. Deze betrekking vervulde hij tot zijn overlijden.
Ook was hij commissaris van den spoorweg Leiden-Woerden en van de Nederlandsch-Westfaalsche spoorwegmaatschappij. Hij had verder veel bemoeiing met verschillende tentoonstellingen.
Van 1869 tot 1872 was Haitink lid van den raad van bestuur van het koninklijk Instituut van Ingenieurs.
Haitink huwde in 1851 Caroline Albertine Johanna van der Hucht, geb. te Amsterdam 8 Oct. 1825, overl. te 's Gravenhage 16 Oct. 1912, bij wie hij 2 zonen en 2 dochters had.
Men heeft van hem: Spoorwegaanleg op Java. Beoordeeling van het overzicht der werkzaamheden, voorstellende het ten uitvoer leggen der concessie tot den aanleg van spoorwegen op Java, aangevraagd door de heeren Banck c.s. (zonder naam v.d. uitg., 1864); Overzigt van hetgeen met de spoorwegen op Midden- Java is voorgevallen door T.J. Stieltjes, toegelicht en getoetst aan de feiten (Amsterdam 1864).
Ramaer