Ida van Suylen van Nijeveldt. Hij woonde achtereenvolgens te Utrecht, te Delft en te Amersfoort, en schreef in 1609 na den dood van zijn vader de voorrede bij diens Thesaurus. Voorts: een zoon Daniël, geb. 27 September te Utrecht, en eene dochter Walborch, die gehuwd was met Adriaan Goyerts van Vianen, burger van Utrecht, en die in 1618 met haar man en haar broeder Daniël te Jutfaas woonde ‘op den huyse van Gent.’
Abraham van Goorle was na de intrige tegen zijn broeder (zie aldaar), waardoor deze in 1594 te Utrecht ten val gebracht werd, in 1595 naar Delft verhuisd, waar hij tot aan zijn dood als ambteloos en wel gesitueerd burger heeft gewoond. Hij was een groot verzamelaar van zegelringen, munten, enz., en is de schrijver (Gorlaeus) van enkele belangrijke numismatische werken, waarin hij zich een goed kenner van de antieke munten en zegelringen toont. Zijn: Dactyliotheca, seu Annulorum Sigillorumque, quorum apud priscos tam Graecos quam Romanos usus, ex ferro, aere, argento, et auro Promptuarium dateert van 1601; in 1695 gaf Jac. Gronovius te Leiden daarvan eene tweede uitgave, opgedragen aan A. Heynsius. Het tweede deel van dit werk draagt den titel: Variarum Gemmarum, quibus Antiquitas in signando uti solita, Sculptura. In 1609 verscheen te Leiden: Thesaurus Numismatum Romanorum aureorum, argenteorum, et aereorum ad familias aeternae urbis spectantium usque ad Augusti obitum, cum expositione eorundem, opgedragen aan Henri IV, en met eene door zijn zoon Abraham geschreven voorrede voorzien. Na zijn dood zou Petrus Bertius, die met Abraham van Goorle zeer bevriend was, nog diens Paraltpomena Numismatum hebben uitgegeven. Volgens Buchellius en Scaliger zou de collectie van van Goorle vele nagemaakte exemplaren bevat hebben; in dit opzicht laten zij zich over hem niet zeer gunstig uit. De verzameling werd na van Goorle's dood door diens erfgenamen verkocht aan Henry, prins van Wales, een zoon van Jacobus.
Een fraai portret van Abr. van Goorle, door Jacob de Gheyn in 1580 geteekend, komt voor in de Dactyliotheca van 1601; volgens G. van Loon, zou een in 1599 door Hendrik de Keyser vervaardigde medaille hem eveneens voorstellen.
Zie: F.M. Jaeger, Historische Studiën, Groningen, J.B. Wolters (1919), 51, 58, 73-82, waar ook alle verdere litteratuur-opgaven (Buchell, van Loon, enz.) vermeld zijn.
Jaeger