[Evertsen, Geleyn]
EVERTSEN (Geleyn), zoon van Cornelis (1) den Oude (kol. 179), geb. 22 Juni 1655, gest. te Middelburg 25 Juli 1721 op zijn hofstede Zeerust. Hij ging reeds vroeg naar zee, voer zoowel ter koopvaardij als bij de kaapvaart; woonde als luitenant den zeeslag van Solesbay en de drie groote zeeslagen van 1673 bij, nam deel aan den tocht van de Ruyter naar de Caraibische zee, en werd bij den aanslag op Martinique gewond. In 1679 tot kapitein bevorderd, was hij in 1683 bij den tocht naar Gothenburg, werd in 1685 schout-bij-nacht en hielp in 1688 Willem III in zijn onderneming tegen koning Jacobus. In 1690 is hij onder Almonde in de Middellandsche zee, neemt twee jaar later deel aan de overwinning bij La Hogue, en hielp in 1694 onder Callenburgh Barcelona te ontzetten. In 1695 benoemd tot vice-admiraal, maakt hij in 1700 met Almonde den tocht mede naar de Sont; bij het uitbreken van den Successie-oorlog wordt hij belast met de bewaking der Vlaamsche kust en de bescherming der zeegaten. In 1707, werd hem, na het overlijden van zijn broeder Cornelis, de waardigheid van luitenant-admiraal opgedragen. Den 2. Augustus 1721 in den familie-grafkelder te Middelburg begraven. Geschilderd portret in het stedelijk museum te Middelburg. Prent door J. Houbraken.
Hij is tweemaal gehuwd, eerst met Adriana van der Stringe, dochter van Johan van der Stringe, ontvanger-generaal van Zeeland, en daarna met Johanna van Citters, dochter van Aernout van Citters, ambassadeur aan het Engelsche hof; hij had geen kinderen.
Herman